maandag 26 juli 2010

'Fuego' [1]

Er was eens een man die León heette. Het was een man van stille wateren en diepe gronden. Die man, nog jong van geest en van uiterlijk, kon daarentegen monologen houden over de muziek uit de jaren ’80 waar je U tegen zegt. Er is geen speld tussen te krijgen, maar aan het eind kon je het alleen maar eens met hem zijn.
Goed, over deze man wil ik je iets vertellen. Over zijn epische bestaan, wat ook wat tragiek met zich mee draagt. Maar dat past wel bij een episch figuur, misschien wel mythisch te noemen. Toch was deze man, voluit León de Barreiro genaamd, net zoals jij en ik. Zijn ‘fuego’, zoals het zijn Spaanse karakter betaamt, was het merendeel van de tijd klein. Er waren ook keren dat zijn ‘fuego’ flink vlam vatte. Wanneer het over muziek ging, of films. Oneliners uit films. De gelaagdheid van muziek. Of de enorme onkunde van de mensen die zijn pad kruisen. Die dan zijn ‘fuego’ over zich heen kregen, wat niet wenselijk was. Want León kon explosief zijn, volgens de overlevering. Maar het was altijd terecht. Althans, hij vond dat het goed was. Welke verhalen van zo’n explosie nu waar waren, wist niemand. Maar episch waren ze zeker.

De eerste keer dat ik de ‘fuego’ van dichtbij mocht aanschouwen – ik was niet het doelwit -, was eens op een benefietavond. De benefietavond vond plaats in een bovenzaal van het Beurs World Trade Centre. De benefietavond was opgezet om geld in te zamelen voor Pink Ribbon. Waarom we daar waren weet ik niet zo goed meer, maar het zou gezellig worden was ons verteld. Het was ook zo, dat het die avond regende. Weermensen sloten de kans op onweer en zware regenval niet uit. Gelukkig bleef het die avond bij een klein buitje, zodat we niet doorweekt aankwamen. Dat was maar goed ook, want we waren goed gekleed voor de avond. Als de avond saai ging worden, lag dat in ieder geval niet aan ons uiterlijk.
Afijn, als twee Casanova’s op oorlogspad stapten wij de lift uit. Links voor de zaal was er een garderobe, waar ik mijn sjaal af heb gegeven. León hield alles bij zich, waarop het garderobejuffrouw een geforceerde glimlach op haar gezicht toverde onder het motto: ‘Je bent niets verplicht, maar ik kan me voorstellen dat het erg handig is.’ Daarbij vermeden we allemaal de discussie over de prijs. Goed, dat de opbrengst naar een goed doel gaat is te begrijpen. Maar gooi dan de prijs Nog steeds waren we niet overtuigd. León toverde een glimlach op zijn gezicht die zó nep was, dat zelfs Madame Tussauds poppen erbij verbleekten. Daarop had het garderobemeisje niets terug te zeggen. Ik besloot dat het tijd werd om een drankje te gaan halen.
Binnen in de zaal zag alles er goed uit. León stond stil in de deuropening. Met zijn handen in zijn zakken keek hij de zaal langzaam rond, zonder iets of iemand over te slaan. Hij keek bedenkelijk, doch gefocust. Zijn wenkbrauwen waren naar beneden gekruld, waardoor zijn gelaatstrekken iets van een mysterie over zich kregen.
‘Hm,’ bracht León uit.
Ik probeerde zijn blik te volgen.
Aan de muren hingen lampen. Ze waren gedimd, zodat de ruimte een warme, zwoele sfeer mee kreeg als een slaapkamer. Onder deze lampen stonden bankjes. Daarop zaten mooie vrouwen geanimeerd hun mantelpakjes en jurkjes te bespreken. Of de hakken, die allemaal zwart bleken te zijn. Ik probeerde me te concentreren op de gesprekken die ze mogelijk zouden voeren, zonder door te hebben dat de blik van León inmiddels was gevangen door één vrouw in het bijzonder. Een oplettende toeschouwer van het tafereel dat wij uitvoerden, had gehoord dat Leóns ‘Hm’ van eerder een diepe, beestachtige grom was geworden. Die had gezien dat zijn gebalde vuist tussen zijn tanden verdween. Uit ongeloof. Diezelfde oplettende toeschouwer had ook gezien dat zijn mondhoeken omhoog gingen, zijn mond lieten lachen. Dat zijn ogen een glinstering vertoonden van een klein jongetje dat zojuist het mooiste speelgoedautootje heeft gezien in een etalage. Maar noch de oplettende kijker noch ik ontdekt om wie het ging. Een schim, zo leek het.

[Wordt vervolgd]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten