Posts tonen met het label vulpen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vulpen. Alle posts tonen

woensdag 12 januari 2011

Biebschrijven

Met het eerste album van Santana uit 1969 in mijn oren, doe ik mijn best om te schrijven. Het lukt aardig. Passages vloeien er enigszins lekker uit, alleen vallen mijn ogen half dicht. Als ik opkijk en de buitenwereld bekijk, is het donker buiten. Regenachtig. Vies. Nat. Ongeïnspireerd. En dat is niet goed voor je concentratie. De muziek houdt je dan nog op de been, maar het is onvermijdelijk dat je sneuvelt. Ook je vulpen, tijdens de eerste zin die je opschrijft. Dat gaat nergens meer over, dus besluit je om binnenkort maar een nieuwe te gaan kopen.

Ook andere zorgen laten je maar niet met rust. Zoals de karbonades in mijn koelkast. Zouden ze inmiddels ontdooid zijn? Want ook schrijven moeten eten. En vlees is goed voor mijn geestestoestand. Dan heb je pas echt het gevoel dat je echt iets hebt gegeten. Daarom snap ik al die vegetariërs ook niet. Rare snuiters vind ik dat altijd. Eten moet body hebben. Vrouwen moeten body hebben. Teksten moeten body hebben. Desnoods spuit je er even wat extra passages in om het voller te maken. Completer.

Dat is zo'n beetje wat ik tussen alle bedrijven door. Hoe lang al weet ik zelf niet eens meer. En ik vind dat er best een keer een einde aan mag komen. Maar het duurt maar en het duurt maar. Zoals ik al zei, andere zorgen laten me niet met rust. En dat is funest als je iets wil voltooien. Gelukkig ga ik nog lang niet dood (hoop ik), dus is er nog tijd zat. Maar het zou wel eens fijn om je volledig even te kunnen concentreren op de tekst die voor je ligt. Misschien doe ik eigenlijk te veel, je weet het niet. Of te weinig. Waarschijnlijk het laatste. Dus pak je de balpen maar weer op en schrijf je verder tot je ogen echt dichtvallen. Pas dan weet je dat het vandaag niet meer gaat lukken. Je bent een stukje verder, maar het einde is nog lang niet in zicht. Maar we komen er wel. Stapje voor stapje.

M.S.

donderdag 6 januari 2011

Spontaan

Gisteravond bleek vooral in het teken te staan van seks in poëzie. En dat in een voorheen rokerig, klein, grauw, bruin kroegje op de Witte de With. Maar waar het bier nog rijkelijk vloeit en spontane bezoekers verrast worden met poëzie. Gelukkig was ik voorbereid. Werd ik aangekondigd door een dichter met een ode aan een zojuist overleden Feyenoordicoon waar Nico Dijkshoorn nog een puntje aan kan zuigen. Kon ik opkomen met strofes zoals:

Dichten
Doe je met een vulpen,
Waarbij de inkt
Het glijmiddel is,
De punt je nagel
Waarmee je teder
Over dat bleke velletje huid krast.

(...)

Je inhaleert,
zij transpireert
Terwijl ze geheimloos
Keer op keer
Zachte zuchtjes zingt,
Provoceert
Je gedachten-
Je vulpen laat smachten,
Dansen,
Wachtend op een einde van de
Heftige romance
Die de vulpen op haar
Hemels doorleefde huid
Doet knallen.

(...)


En dan zit de eerste ronde van de Dichtclub Rotterdam er alweer op. Het ging lekker. Vloeiend. De rust bewaard. Er zouden nog twee rondes volgen, maar je hebt maar één gedicht bij je. Wat te doen? 'Get spontaneous'. Dus leen je een pen en schrijf je op de achterkant van je enige gedicht gewoon een nieuwe. Gewoon omdat het kan. Omdat je toch spontaan bezig bent. En dan sta je er gewoon weer in de tweede ronde. Word je aangekondigd met 'Ik hoop deze man ooit te mogen begroeten als de nieuwe stadsdichter van Rotterdam (yeah, right..)'. Dan krijg je naar hoofd 'Hé, je had maar één gedicht bij je', en beken je dat je ter plekke een nieuwe hebt geschreven en begint:

Je voert me dronken,
Lieve,
Met elke liter bier meer
Die je in me giet
Geniet ik weer
Van je volle body.

Zacht erotiserend
Smeer je mijn keel
Als een amaretto of whisky
Naar een nieuw
En stil gillend
Hoogtepunt.

Voer me dronken
Met je geelwitte vocht,
Alsof je me streelt
Van binnen
En me per slok
begint te beminnen.


M.S.

woensdag 22 december 2010

Vulpen

Ook schrijvers krijgen honger. Helemaal als je zit te wachten op een belletje. Met de info waar je heen moet voor een goede hap voedsel. Maar je wordt vergeten. Denkt: 'Dan ga ik wel even schrijven om de tijd te doden' en opent een nieuw blogbericht (lees: deze). Lukraak begin je typen, omdat je van tevoren niet bedacht hebt waarover je gaat schrijven. Zoals ik al vaker doe, bewaar ik de titel voor het laatst. Toch schiet me zojuist iets te binnen (lees: inspiratie).

Afgelopen vrijdag - het is alweer even - heb ik weer eens een nacht beleefd zoals elke nacht zou moeten zijn. Voordat je erotische gedachten op hol slaan: het was niet zo'n nacht. Neen, het valt eerder te beschrijven als 'nachtinspiratie snuiven'. En vrijdag ging dat als volgt.

Om een uurtje of half twee wandel je niets vermoedend de Iez binnen. Je bestelt een biertje, zoekt een statafeltje uit en dumpt je spullen daar. Het tot tijdelijk eigendom maken van de plek. Triomfantelijk steek je een sigaret op. Neemt een paar slokken bier. Kijkt wat rond. Tien man, een kip en een ei in de zaak. Lekker rustig. Heerlijk. En dan denk je aan een zinnetje dat eerder op de dag je hoofd binnen sloop. Wat is blijven hangen. En dan dringt de stoute gedachte zich aan je op: je pakt pen en papier uit je tas (want je hebt het toch bij je) en schrijft:

Dichten
Doe je met een vulpen,


En vanaf daar schrijf je een nieuw gedicht. Een lang gedicht, waar de mensen om je heen zich over verbazen. Want ja, wie schrijft er nu in het holst van de nacht in een café als de Iez een gedicht? Nou, ik dus. Vol overgave. Met Stevie Ray Vaughn's versie van Little Wing keihard op de achtergrond. Wauw. Toen ik klaar was en eenmaal weer opkeek, bleek de zaak inmiddels stampvol te zitten. De klok zei me dat ik anderhalf uur lang heb zitten schrijven. Geweldig! Er klonk helaas geen applaus, maar ik ben breed grijnzend de deur uit gelopen. Het was een uur of half vier. Maar dat maakte niet uit. Ik had een nieuw gedicht op zak, wat de tocht door de sneeuw naar huis een stuk draaglijker maakte. En die rust op straat. Frisse lucht. En dat dankzij een gedicht over een vulpen. Ik zeg: laat die Dichtclub maar komen, ik weet al wat ik voor ga dragen.

M.S.