Posts tonen met het label fictie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label fictie. Alle posts tonen

woensdag 27 maart 2013

100 e-mailadressen


In het nabericht van de vorige blog zei ik dat als ik 100 e-mailadressen verzameld zou hebben, ik een nieuw en langer fragment uit 71|17 zou posten. Nou, het is me gelukt (DANK!) en ruim voor mijn sluitingstermijn (HOERA!). Dus zonder al te veel woorden meer vuil te maken, en me weer te storten op de laatste correcties voordat het manuscript naar de vormgever gaat, het beloofde fragment:

(...)Rashid begon te tikken met zijn voet. Enkele tikken later pakte hij in recordtijd zijn pakje sigaretten uit zijn zak, nam zijn laatste sigaret eruit en stak hem op. Ik heb het mijn moeder Eva ook wel eens zien doen. Stiekem, als mijn vader niet thuis was. Ze ging dan in haar eentje naar buiten. Even een blokje om. Ik heb haar nooit verteld dat ik door het raam keek, om te zien waar ze heen ging. Eva ging dan ook nergens heen. Voor ons huis zag ik haar een sigaret opsteken. Gehaast, alsof niemand het mocht zien. Nu ik eraan terug denk, meende ik een traan over haar wang zien rollen. Schouders die schokten. Ze zag er gebroken uit, als iemand die het even niet meer zag zitten. Toen was ik nog te klein om te begrijpen wat ik zojuist gezien had. Nu pas realiseerde ik me dat ik het begin van het einde had aanschouwd. Het einde van ons gezin, haar moederschap. Ik nam aan dat de vertraagde beelden van een rokende Rashid voor me niet dezelfde lading zouden hebben. Net toen ik ook een sigaret op wilde steken tikte Martin mij aan.
‘Daar,’ zei hij en wees in de richting van de Oude Binnenweg.
‘Waar,’ riep Rashid uit, ‘wat?’
Ik zag ook niets, maar bleef die richting opkijken. Opeens merkte ik een meisje op dat er goed uitzag, alleen liep en onze kant op kwam. Ik had haar eerder gezien, kende haar ergens van. Hopelijk is het niet weer Miranda, zei ik in gedachten. Voor een antwoord zou ik moeten wachten.
Martin had intussen zijn onderzoekende pose ingewisseld voor een ‘ik ben Martin, lekker intellectueel en gewillig’-pose. Toen ik mijn hoofd draaide naar Rashid was hij net bezig zijn haar te bewonderen in de etalageruit. Vanuit mijn ooghoek zag ik mijn spiegelbeeld breed naar me grijnzen. Ik keek hem aan. Hij veranderde plotseling in een oude man, die daarna tot stof verging. Uit het stof herrees mijn spiegelbeeld, om dit keer langzamer tot stof te vergaan. Bij het wegrotten van elke laag huid en spieren sijpelde er donkerrood bloed naar beneden. Dit veranderde in een zwarte drab, waar vliegen en maden zich in rap tempo begonnen te nestelen. Het gezicht verzakte waardoor het steeds droeviger begon te kijken. Mijn handen begonnen te trillen en de knoop in mijn maag begon op hetzelfde moment dat mijn rug klammer dan ooit begon te voelen. Ik voelde me misselijk worden en neigde te gaan overgeven. Vol afgrijzen wendde ik mijn hoofd af, zodat Rashid weer in mijn blikveld stond. Hij had een ‘stoere, verleidelijke’ houding aangenomen. Jammer voor hem leek het mee op een kakhouding.
Rashid stond tegen de etalageruit geleund. Hij was iets door zijn gespreide benen gezakt, had zijn handen in zijn zij gezet en grijnsde breed. Het leek alsof hij iets wilde zeggen. Kijk mij, ik ga straks kakken op straat om indruk te maken op een meisje, hoorde ik hem in mijn verbeelding zeggen. Ik lachte in mijn vuistje, maar vond het tegelijkertijd best zielig. Rashid maakte zo absoluut geen kans. Toch was het een goede jongen. Een vriend. Hoewel hij altijd zijn best deed, faalde hij keer op keer bij de vrouwen. Maar we gunden hem stiekem meer, hoe hard we hem ook uitlachten.
Het meisje moest ons ook al hebben opgemerkt, want het begon me duidelijk te worden dat ze recht op ons af liep. Hoe meer ze ons naderde, des te meer deed ze me denken aan Sofía. Toen ze nog maar een paar meter van ons verwijderd was, bleek het inderdaad Sofía te zijn en sprong ik bijna een gat in de lucht van blijdschap. Ik had geen tijd om het werkelijk te doen, want Sofía sloeg haar armen om mijn nek en zoende me vol op de mond. Mijn tong gleed automatisch naar binnen precies op het moment dat ze haar lippen van elkaar haalde. Even kwam het in me op dat Martin en Rashid er bij stonden en naar keken. Maar die gedachte was even snel verdwenen als dat hij gekomen was. De knoop in mijn maag kwam spontaan terug, maar zorgde dit keer niet voor een misselijk gevoel. Het voelde eerder alsof ik heel licht werd en begon te zweven. Alsof Sofía me op een wolkje tilde en wij er samen vandoor zouden vliegen. Gelukkig. Verliefd. Verbonden door een kus waar geen eind aan leek te komen. Alles om ons heen was niet belangrijk meer, slechts het hier en nu telde. Mijn Sofía, de jonge vrouw die mijn hart in vuur en vlam zette. Mijn Sofía, wiens hart een mysterie was voor mij maar zich liet schenken aan mij. Ik…
‘Ahum,’ hoorde ik links van mij.
Ik gaf geen kik.
‘Ahum,’ hoorde ik weer. Dit keer kwam het van rechts en was het wat harder, wat meer overdreven.
Ik moest lachen en hield op met zoenen.
‘Zou je ons niet even voorstellen,’ vroeg Martin.
‘Ja joh,’ plakte Rashid eraan vast, ‘heb je nooit van delen gehoord?’
Hij knipoogde.
Sofía keek me heel verlegen aan. Tegelijkertijd lachte ze haar mooiste lach. Dat was de mooiste glimlach van een meisje die ik tot nu toe had gezien. Op dat moment was ze op haar mooist. Mooier dan ze zojuist was kon ze bijna onmogelijk worden. Tegelijkertijd was het ook een kwetsbare lach, waarmee ze om hulp riep. Mijn hulp. Ze drukte zich tegen me aan en sloeg een arm om mijn middel. Even kneep ze me zacht en keek me toen aan. Ik hoopte dat ze zou zeggen ‘Help, vriendje. Die jongen is gemeen’, maar dat zei ze niet. Ze gaf me wel een warm gevoel. Het idee dat ik haar koene ridder was die haar moest beschermen. Ik lachte terug en kreeg nog meer vlinders in mijn buik, voelde me ongemakkelijk. Ze was mooi en verraste me daar elke keer weer mee. Maar voor de twee jongens tegenover ons wilde ik me niet laten kisten, overkomen als een watje. Dus stelde ik haar fier en vrolijk voor.
‘Je hebt gelijk,’ zei ik nog half lachend, ‘dit is mijn meisje. Sofía.’
(...)


M.S.

NB: t/m 31 maart a.s. kun je nog je e-mailadres opgeven om de éénmailge promotiemailing te ontvangen van 71|17 van Uitgeverij Free Musketeers. Daarna is het niet meer mogelijk en wordt het gewoon afwachten tot het boek uit is.

maandag 18 maart 2013

Sneak-preview

Zoals ik nu al een week roep: ik ben e-mailadressen aan het verzamelen voor een éénmalige promotiemailing vanuit de uitgever. Daarin volgt alle info over mijn aanstaande debuutroman 71|17, incl. prijs, aantal pagina's, waar het aan te schaffen is, cover&auteursfoto en overige informatie over het boek. Mocht je je afvragen waar dat dan voor is.

Nu heb ik het minimale (voor de uitgever benodigde) aantal van 50 e-mailadressen inmiddels voorbij gestreefd, dus dat is mooi (in vijf dagen tijd, YEAHHH!). DANK U, DANK U ZEER. Als dank daarvoor, en om mensen die nog twijfelen of gewoon over de helft van mijn posts heen leest, hier een korte sneak-preview van het boek:

'(...) Ik stond op en liep weer naar de badkamer. Ik keek in de spiegel. Dit keer was het niet mijn spiegelbeeld wat ik zag, maar een lichaam met een razende tornado erop. Het had ogen, een mond, een neus en twee oren. Ik had zo een cartoon binnen kunnen wandelen. Om alles met de grond gelijk te maken. Althans, zo voelde ik me. En dan zou het Sofía zijn, die me kwam bedaren. Als een Amazone kwam ze dan aan galopperen op een groot, zwart paard. Het zag er belachelijk uit. Ik wreef in mijn ogen. Daar was mijn spiegelbeeld weer.
Om een voor mij onbekende reden praatte ik soms met mijn spiegelbeeld. Op zich niet heel bijzonder. Maar het rare ervan was: mijn spiegelbeeld sprak terug. Weliswaar in mijn verbeelding, maar het sprak. Soms vroeg ik me dan wel eens af of dat nou wel zo gezond was. Of was ik gewoon gek aan het worden? Misschien kwam het wel door al dat piekeren van mij, waar Stephan het al over had. Misschien had hij dan toch gelijk.
‘Je wordt gek,’ zei mijn spiegelbeeld opeens, ‘maar dat is niet zo raar. Je hebt veel meegemaakt de laatste tijd.’
‘Je hebt gelijk,’ antwoordde ik verveeld, ‘het wordt tijd dat ik jou ga negeren.’
‘Waarom? Ik probeer je alleen maar te helpen.’
‘Je werkt op mijn zenuwen. Ik sluit mijn ogen en binnen vier tellen ben je voorgoed uit mijn hoofd verdwenen, begrepen?’
Ik sloot mijn ogen. Telde tot vier. Toen deed ik mijn ogen weer open. Hij was weg. Ik keek nu mezelf weer in de ogen. Tijd om terug naar bed te gaan. Stephan lag nu te slapen op de bank. Ik stapte mijn bed in en viel als een blok in slaap. (...)'


M.S.

NB: de vraag om e-mailadressen blijft doorlopen t/m 30 maart. Tot die tijd kun je je dus aanmelden om de mailing te ontvangen, zie in dit bericht hoe! Of om vrienden ervan te overtuigen hetzelfde te doen. Bij 100 e-mails volgt een nieuw (langer) fragment als sneak-preview!

woensdag 13 maart 2013

Oproep


Same story als het vorige bericht, want we zijn er nog lang niet! Daarom dus een nieuwe oproep (en ja, ik geniet hiervan), voor degenen die het gemist hebben (bijna onmogelijk) of het niet helemaal doorgekregen hebben:

'Het debuut 71|17 van Miguel Santos op voorhand bestellen? Dat kan! Dit zijn je mogelijkheden:

- E-mail met HEBBEN! naar ms_miguelsantos@hotmail.com en je (volledige) naam;
- Een privébericht op Facebook met HEBBEN! (als wij vrienden zijn, gaat dat helemaal goed komen);
- WhatsApp of SMS je e-mailadres en je (volledige) naam voor de zekerheid (als je mijn telefoonnummer hebt, tenminste);
- Of gewoon tegen me zeggen als ik voor je sta, en dan noteer ik je.

Je ontvangt dan een éénmalige mailing over het boek, met meer informatie en hoe aan te schaffen. Houd ook mijn blog miguelsantos.nl in gaten voor meer nieuws!

71|17

De 71-jarige Michel Kant heeft last van waanbeelden en vervormde herinneringen. Toch is hij ervan overtuigd dat zijn herinneringen de juiste zijn. Met name de herinneringen aan zijn tienerjaren, toen hij op zeventienjarige leeftijd de liefde van zijn leven ontmoette. Op dat moment maakte de jonge Kant van alles mee. Sofía, het meisje van zijn dromen, blijkt echter niet voor één gat te vangen, of toch wel? Door vaak terug te denken probeert de oude Kant erachter te komen wat er gebeurde tussen de twee geliefden. Maar is alles wel zoals hij denkt dat het is? '


M.S.

NB: meer info over de uitgeverij, Free Musketeers, vind je hier.

maandag 11 april 2011

Dertien

Ik doe niet mee aan dat Amerikaanse bijgeloof. Gister viel me voor de zoveelste keer op tijdens de laatste Formule 1 Grand Prix in Maleisië, dat het startnummer 13 niet bestaat. Alsof het ongeluk zou brengen, waarom Amerikaanse torens geen 13e verdieping hebben. Terwijl veel werkgevers in Nederland toch een 13e maand uitkeren om hun werknemers tegemoet te komen.

Zo ben ik dus ook niet bang om een 13e hoofdstuk te schrijven, getiteld XIII. Ik ben in de veronderstelling dat de angst voor 13 best ongegrond is. Totdat het tegendeel bewezen is. Ik tijdens het schrijven van dat hoofdstuk bijvoorbeeld stik in mijn whisky. Of geen lucht meer krijg door het vele Roken terwijl u schrijft. Ach, het zal allemaal wel. Ik ben allang blij dat ik het heb gehaald, dat hoodstuk XIII. Nu nog het schrijven en dan op mijn gemakje teruglezen. Voor de alledaagse rompslomp weer toeslaat. Want dat is het echte gevaar. Dat remt af. Houd je tegen. En dat heeft niets, maar dan ook helemaal niets te maken met 13. Eerder met 1 (lees: leven) of 0 (lees: doodgaan, eindigen, niet functioneren of het niets), zoals bij een computer. Ondertussen schrijven we gewoon verder. In de nacht, bijvoorbeeld.

M.S.

maandag 14 maart 2011

Bibliowrite

Het is elke keer weer grappig om te zien welke rare woorden je met andere woorden kan maken (zie titel). Minder grappig is dat als je de woorden juist zo hard nodig hebt, ze je niet te binnen schieten. Het is nog minder grappig als je bedenkt dat je in zo'n drie uur tijd slechts één pagina hebt geschreven aan je verhaal. En drie passages hebt gekoppiepeest. Ondanks de inspirerende, opzwepende en mind soothing muziek van De Zwarte Lijst.

Het is vooral frustrerend als je zou bedenken hoe lang ik hier al mee bezig ben (zo'n zeven jaar). In al die tijd heeft het zich nog nooit ontwikkeld tot een compleet manuscript. Een eerste eindversie. En dat is jammer, maar geen ramp. Een aantal weken terug kreeg ik opeens een eindversie van een toneelstuk dat ik in 2005 voltooid heb. Alleen toen ik het terug las, bleek het nogal kortzichtig te zijn geschreven. Veel dingen ontbraken nog. Oftewel: dat gaat ook op de lijst om te (her)schrijven. Voorlopig ben ik nog wel even zoet. Ik denk stiekem (en op aanraden) ook nog aan een dichtbundel, maar dat is misschien een brug te ver. We zien wel.

M.S.

woensdag 12 januari 2011

Biebschrijven

Met het eerste album van Santana uit 1969 in mijn oren, doe ik mijn best om te schrijven. Het lukt aardig. Passages vloeien er enigszins lekker uit, alleen vallen mijn ogen half dicht. Als ik opkijk en de buitenwereld bekijk, is het donker buiten. Regenachtig. Vies. Nat. Ongeïnspireerd. En dat is niet goed voor je concentratie. De muziek houdt je dan nog op de been, maar het is onvermijdelijk dat je sneuvelt. Ook je vulpen, tijdens de eerste zin die je opschrijft. Dat gaat nergens meer over, dus besluit je om binnenkort maar een nieuwe te gaan kopen.

Ook andere zorgen laten je maar niet met rust. Zoals de karbonades in mijn koelkast. Zouden ze inmiddels ontdooid zijn? Want ook schrijven moeten eten. En vlees is goed voor mijn geestestoestand. Dan heb je pas echt het gevoel dat je echt iets hebt gegeten. Daarom snap ik al die vegetariërs ook niet. Rare snuiters vind ik dat altijd. Eten moet body hebben. Vrouwen moeten body hebben. Teksten moeten body hebben. Desnoods spuit je er even wat extra passages in om het voller te maken. Completer.

Dat is zo'n beetje wat ik tussen alle bedrijven door. Hoe lang al weet ik zelf niet eens meer. En ik vind dat er best een keer een einde aan mag komen. Maar het duurt maar en het duurt maar. Zoals ik al zei, andere zorgen laten me niet met rust. En dat is funest als je iets wil voltooien. Gelukkig ga ik nog lang niet dood (hoop ik), dus is er nog tijd zat. Maar het zou wel eens fijn om je volledig even te kunnen concentreren op de tekst die voor je ligt. Misschien doe ik eigenlijk te veel, je weet het niet. Of te weinig. Waarschijnlijk het laatste. Dus pak je de balpen maar weer op en schrijf je verder tot je ogen echt dichtvallen. Pas dan weet je dat het vandaag niet meer gaat lukken. Je bent een stukje verder, maar het einde is nog lang niet in zicht. Maar we komen er wel. Stapje voor stapje.

M.S.

dinsdag 14 december 2010

Dialoog

Soms heb je wel eens dat je er een dialoog hoort te komen in je verhaal, maar dat je er niet uit komt. Irritant. Zeker als dat het laatste is wat er nog in moet. Zonder die dialoog loopt het vast, loop jij vast. En dan zit je met je handen in je haar. Zelfs het zoeken van afleiding, levert geen nieuwe inspiratie op. Vervelend. En dat terwijl je wel een nieuwe literair verantwoorde site hebt gevonden, met daarop een podcast over, jawel, literatuur! Het is pas de eerste, maar dit zou wel eens een gat in de markt kunnen zijn.

Wat mij rest is het lezen in mijn stapel papier, om weer in het verhaal te komen. Om dan weer aan te belanden bij het probleem en opnieuw de handen door het haar te halen. Je zit vast, terwijl een dialoog niet zo moeilijk hoeft te zijn. Het zijn gewoon twee personages die met elkaar in gesprek gaan. Zou je denken. Misschien moet ik me toch weer eens verdiepen in Tarantino of Finding Forrester opnieuw kijken. Hoe dan ook, iets dat inspiratie zou kunnen geven. Om uiteindelijk bij zoiets als dit uit te komen. Maar ik denk dat dat niet gaat lukken. Dit is wel een heel ander niveau dan dat ik heb.

Ach, een aantal sigaretten en een paar kopjes koffie later kan ik denk ik wel tot iets komen waar ik tevreden mee ben. Iets dat past. Logisch klinkt. Tik. Tak. Tik. tak. Om dan weer verder te gaan met: 'Ik vraag Martin om nog een sigaret. Hij geeft me die en met trillende handen steek ik hem op.' Misschien moet ik dat ook eens doen. Ter bestrijding van de writers block.

M.S.

donderdag 9 december 2010

Schrijfvoorbereiding

Stel: je moet iets schrijven. Nou ja, het moet niet, maar je wilt het graag. Maar je weet niet hoe je moet beginnen. Waar het over gaat en hoe je het wilt zit in je hoofd. Alleen zit je achter je laptop, maar er gebeurt niets. Logisch: je bent niet goed voorbereid. Sluit je laptop na het lezen van deze blog af en begin opnieuw. Maar nu als volgt:

1) Zoek een inspirerende omgeving. Dat wil zeggen: een plek waar jij je beste ideeën hebt. Al is dat de wc, of juist in een sjiek restaurant; maakt niet uit. Zorg er wel voor dat je in het uiterste geval een volle batterij hebt.
2) Neem muziek mee. Zet het op je laptop, een USB of stop (indien je dat fijner vindt) een cd van je favoriete artiest in je laptop. Vergeet dan niet je oordopjes.
3) Neem eerst iets te drinken als je op de bestemming bent. Wat je lekker vindt. Een verse muntthee, of een dubbele whisky on the rocks. Whatever gets the job done.
4) Terwijl je je drankje nuttigt, speel je een spelletje op je laptop. Of als je internet hebt: lees het nieuws, houd je sociale media up to date of bekijk een inspirerend YouTube-filmpje.
5) Vervolgens laat je de laptop even voor wat het is. Vraag aan de serveerster - dus niet de ober, ook al ben je een meisje - of ze even op je spullen wil letten als ze er langs loopt. Jij gaat even naar buiten om te roken of om gewoon een frisse neus te halen. Of je gaat naar de wc.
6) Indien je buiten bent, loop je heen en weer. Kijk om je heen. Wat hoor je, wat zie je. Niet dat het uitmaakt, maar om je gedachten ergens op te focussen. Of denk aan koetjes en kalfjes. Wat je gaat eten vanavond. Als het maar afleiding is. Rook je sigaret.
Indien je op de wc bent: was je handen uitvoerig. Bekijk jezelf in de spiegel. Doe je haar goed. Krab eens aan je baard. Wat is je beste kant? Misschien had je moeten scheren vanochtend. Denk aan ditjes en datjes.
7) Je gaat weer naar binnen, terug naar je plek. Concentreer je op je voetstappen. Het geluid ervan, als je dat tenminste kan horen. Kijk om je heen. De ruimte. De vloer. De tegels. De drankjes die op tafel staan. De ogen die je aankijken. Ze kijken naar je. Niet omdat je er vreemd uitziet, maar omdat ze weten dat als jij gaat zitten achter je laptop het episch wordt. Ze ruiken het. Ze zien het, aan het feit dat je daar loopt. Hoe je loopt. En jij weet het ook. Je kan het zien in hun ogen.
8) Je gaat weer op je plek zitten en drinkt je drankje op. Vervolgens pak je je oordopjes en doet ze in je laptop. Start je muziek. Zoek JOUW nummer. Sluit je ogen en luister even terwijl je achterover leunt.
9) De serveerster heeft je lege glas gezien. Ze vraagt of je nog iets wilt drinken. Met gesloten ogen vraag je om een Spa rood met citroen. Of een ander verfrissend drankje, dit keer niet alcoholisch. Ogen dan je ogen, kijk haar aan en lach. En alsjeblieft, natuurlijk.
10) Als ze weg is, open je Word. Of een andere tekstverwerker, afhankelijk van wat voor laptop je hebt. Typ als titel datgene wat je moet schrijven. Twee keer 'Enter'. En begin te typen. Het eerste wat in je opkomt. En schrijf van daaruit naar je punt toe.

Ik hoop dat je er iets aan hebt. Pin je niet vast op deze methode, dit is hoe ik het doe. Maar een goede voorbereiding is te allen tijde het halve werk. En ontspan. Door te stressen kom je er sowieso niet. En: schrappen en herschrijven kan altijd nog, maar dan moet er wel iets op papier staan. Succes!

M.S.

woensdag 8 december 2010

Horoscoop

Begin dit jaar stond er in mijn Chinese horoscoop dat dit mijn jaar zou worden: het Jaar van de Tijger (1986). Nu ben ik doorgaans niet van de horoscopen, maar die Chinezen hebben af en toe wel een puntje. En ik moet zeggen dat ik redelijk wat goeie dingen heb gedaan. Behalve op schrijfgebied.

Daar valt het reuze mee. Ik had me eigenlijk voorgenomen om mijn eerste boek eindelijk (lees: na zeven jaar treuzelen) af te schrijven. Met nog drie weken december voor de boeg is dat nog steeds niet gelukt, maar niet onmogelijk. Alleen komt er zoveel op mijn pad de laatste tijd, dat ik er maar niet aan toe kom. Zelfs het dichten valt reuze mee. Afgelopen editie van Dichtclub Rotterdam in De Schouw heb ik zelfs een aantal oude gedichten (weliswaar nog nooit voorgedragen, maar toch) voorgedragen. Voor de nieuwe editie in januari toch maar even wat nieuws schrijven. Tussen neus en lippen door.

Het grappige aan zo'n horoscoop is dat je er soms aan herinnerd wordt om iets te doen. Zoals het afschrijven van je roman. En dat is nog niet eens een al te grote opgave, aangezien er nog maar anderhalf hoofdstuk geschreven moet worden en dan checken of het geen onzin is. Maar soms sluipt er een writers block in. Of je dat nu wilt of niet. En dan komt er weer slap in the face dat je moet gaan schrijven. Als je tv zit te kijken bijvoorbeeld, zoals gisteravond. Dan kijk je Wonder Boys (2000) met Michael Douglas, Robert Downey Jr. en Tobey Maguire, en gata het alleen maar over schrijven. Douglas heeft boeken geschreven, Downey Jr. is een uitgever en Maguire blijkt een geniale debuutroman geschreven te hebben.

Vervolgens kom je maar moeilijk in slaap, omdat je eigen boek (lees: novelle) niet af is. In een la ligt. En jij alleen maar denkt: 'Geef me €1.000,- (om te kunnen schrijven op een aantal plekken), een afgesloten kamer met een bureau en stroom en dan pleur ik mijn telefoon uit. En ga ik schrijven.' Maar als ik dat doe krijg ik ruzie met een aantal mensen, haal ik mijn studie niet en is mijn boek daarmee niet per definitie gepubliceerd. Dus moet ik het anders doen.

Een manier is om uitgevers en literaire mensen te spammen. Een andere manier is om wederom (en tevens voor het laatst) mee te doen aan WriteNow! Rotterdam. Ik kreeg ook de tip om eens iets te plaatsen op TenPages.com, maar na een paar blikken en doorklikken gaat dat nog langer duren. Mijn manier is om het gewoon af te schrijven, en dan pas te gaan lobbyen. Niet erg effectief - dat weet ik maar al te goed - maar dan heb ik het in ieder geval afgesloten en kan ik me storten op iets nieuws. En als het af is, houd ik me toch aan mijn horoscoop. Dan was dit mijn jaar. Maar zover zijn we nog niet. En bovendien geloof ik eigenlijk niet in horoscopen. Dus back to the drawing board, I guess.

M.S.

donderdag 8 juli 2010

De geur van falen[2]

[Vervolg]

Met een kloppend lid en een flinke fles Jameson onder mijn arm begaf ik mij richting de housewarming van Michael Deng. Het feestje was in de buurt van de Goudsesingel, maar om niet als eerst aan te komen besloot ik te gaan lopen door de binnenstad. En dacht onderweg na over de mythische vrouw die ik had ontmoet. Kreeg ik wel een uitnodiging om haar te bewonderen? Of schrok ze zelf van die welgemeende aandacht? Die wezenlijke wellust, gebaseerd op haar schoonheid? Wordt een mythische vrouw niet minder mythisch als je haar probeert te veroveren? Of daadwerkelijk verovert? Ben je een schurk als je de mythe van een vrouw ontkracht, verkracht? Ben ik een schurk? Natuurlijk niet, bedacht ik opeens. Ik heb zojuist een van de mooiste vrouwen gezien van mijn leven, en het is normaal dat je daarvan onder de indruk bent. Daarop rechtte ik mijn rug en voelde ik een spoortje koud zweet mijn rug afglijden. Mijn benen begonnen opgezweept door deze gedachten harder te lopen, waardoor ik alsnog exact om vijf uur aanbelde. Voordat de deur openging, rook ik maar aan mijn overhemd. Het rook zoals verwacht naar zweet. Maar nog niet heel ernstig, want de geur van mijn aftershave vocht om zijn plek niet zonder slag of stoot op te geven. Ik voelde me gered, maar ik kon niet weten dat het niet mocht baten.
Michael Deng deed, zoals het verwacht wordt van een gastheer, zelf open en omhelsde me hartelijk. Na de gebruikelijke beleefdheden werd ik binnengelaten, en ontving ik een rondleiding door zijn nieuwe paleis. Eenmaal terug in de woonkamer, bood ik hem de fles aan. Volkomen verrast, althans zo deed hij het overkomen, begon hij een relaas over de kwaliteit van Jameson. Ik hoorde amper wat hij zei. Mijn hoofd startte de film van een aantal minuten geleden, precies opgestart bij de aanblik van het lichaam van de mythische vrouw in de tram. Het kostte me de grootste moeite om tegelijkertijd een nieuwe erectie te onderdrukken.
Op de gang hoorde ik plots een wc doorgetrokken worden.
‘Ik ga deze fles even opbergen,’ zei Michael Deng blij als een kind. De schittering in zijn ogen verraadde dat hij zich inderdaad zo voelde. Als een kind die zojuist de piratenschat had gevonden.
De deur ging langzaam open, en alles werd vanaf dat moment een roes. Ik wist niet dat er iemand op de wc was. Dat daar überhaupt een wc was. En vooral, wie er op de wc zat. Want het bleek niemand minder te zijn dan de mythische vrouw uit de tram. Toen ze me in het oog kreeg, bleef ze even staan. Blozend. Glimlachend, en keek van mij naar de laminaatvloer en weer terug. Wederom begon ik te zweten en verloor mijn aftershave het van de zweetgeur. Blijf kalm, probeerde ik mezelf wijs te maken. Die penetrante geur van angstzweet boorde zich in mijn neus. Ik werd erdoor verdoofd, en hoorde amper iets. Ze kwam op me afgelopen en haalde ondertussen haar rode haarlok weer te voorschijn. Ik moest eruit hebben gezien alsof er een douchekop op me stond, en in plaats van water zweet op me spoot. Mijn overhemd plakte aan elk deel van mijn torso en armen. Het laatste wat ik nog bewust meekreeg, was dat ze haar hand uitstak als eerste kennismaking.
‘Ik ben Lana, aangenaam,’ zei ze met een heldere, zwoele stem – zou ze misschien roken? – die mijn rits onder grote druk plaatste door het kloppende natuurgeweld dat er achter schuilging.
‘Ik moet even naar de wc,’ antwoordde ik.
Ik stoof haar voorbij, en deed de gangdeur achter mij dicht. Op de wc ging ik op de wc-pot zitten en begon zwaar te hyperventileren. Wat was er met me aan de hand? Het is een mooie vrouw, meer niet. Ze is geen eng monster, integendeel. Waarom kan ik het niet aan zelfs de meest simpele handeling voor een mens, die van groeten, volbrengen? Daarop begon ik nog meer te zweten, en ging bijna van mijn stokje. De geur die zich door mijn huid een weg naar buiten baande, deed me bijna overgeven. Ik moest naar buiten, en snel ook. Frisse lucht. Ik sprong met laatste krachten op van de wc-pot, opende de deur en liep richting de buitendeur. De deur vloog open, wat bijna resulteerde in een gebroken deurruit. Als een angsthaas vluchtte ik het huis uit, met de staart tussen de benen en op hete kolen. In een roes rende ik de straat uit, om pas een straat verder stil te staan en een taxi te bellen. Ik wilde naar huis, mezelf bezatten en dit voorval – deze dag – vergeten. Verdingen. Verdrinken. Ze stond zelfs bij thuiskomst op mijn netvlies. Ik sloot mijn ogen, maar ook daar zag ik Lana. Ik zag haar zelfs zo goed voor me, dat ik in mijn fantasie de deukjes in haar volle lippen kon tellen. Aanraken. Proeven. Met mijn vingertoppen beroeren. Maar met de ogen open bleek zij er niet te zijn, behalve als schim die door de realiteit die ik voor me zie verschijnt. Moe van het rennen, de hartkloppingen bij haar verschijning en het zweet dat mijn lichaam in vuur en vlam zette en tegelijkertijd als een ijspegel liet aanvoelen, bereik ik mijn bed. Waarop ik neerplof als een stervend dier, afgeschoten wild. Even dringt wederom die penetrante zweetlucht mijn neus binnen, en is dat het laatste wat ik me herinner.

Ik werd twee dagen later – vraag me niet waarom – pas wakker door een knallende koppijn. Zo veel achter elkaar slapen is ook niet goed. Om maar te zwijgen van het voedsel en drinken dat je dan mist. Maar vrijwel nadat ik met moeite opgestaan ben, zag ik haar – Lana – weer voor me. In al haar mystieke schoonheid. En dan heb ik haar nog niet eens naakt gezien. Meteen begon ik weer te zweten en drong de geur ervan tot me door. Ik besefte toen pas dat de geur van dat zweet, angstzweet wel te verstaan, het begin en einde inluidde van mijn binding met Lana, de mythische schoonheid. Ik kon haar niet loslaten en wilde tegelijkertijd niets met haar te maken hebben omwille van haar mythe, om die in stand te houden. En dat ging zo weken door, tot nu. Ik eet amper, slaap dan weer veel, dan weer weinig en zuip me te pletter. Maar de geur van zweet, angstzweet, bleef zelfs na vele douches aan me plakken. Alsof het een merkteken is dat ik gefaald heb in de verovering, gefaald als mens in verhouding tot een ander mens. Dat het falen van mij onlosmakelijk blijft verbonden met haar. Een vloek, dat is ze. Een vloek, maar ook een godsgeschenk. Ik begin bijna gek te worden. Van het denken aan haar, verlangen naar Lana. Smachten naar haar mythe en haar vlees, maar ook afkerig zijn tegelijkertijd. Ik besef me dat ik het al die tijd al had geweten. De geur van het falen is angstzweet. Als het je overkomt, heb je zo goed als gefaald.

M.S.

De geur van falen[1]

De geur van het falen, of althans dreigen te falen, is zweet. Vies, sterk ruikend zweet. Angstzweet. En dan niet alleen onder de oksels. Nee, dan breekt het angstweet meteen aan allee kanten uit. Behalve op je voorhoofd, dat dan weer wel. Maar de rest van je lichaam heeft de kenmerkende geur van het heetst van de strijd. Zo’n penetrante geur, die je niet snel vergeet. Als een kater blijft hangen.

Met sommige vrouwen is dat niet anders. Ik plaats ze dan ook onder het kopje ‘mythische vrouwen’. Maar dat moet ik misschien aan je uitleggen. Mythische vrouwen, zoals eerder benoemd, kunnen in één oogopslag je blik voor altijd vangen. Zodat je geen kan meer op kan. Zodat wanneer je hen ziet, je adem voor een moment wordt gesmoord. Je compleet opgaat in hun verschijning. Dat hun verschijning dagen, zelfs weken, maanden later nog op je netvlies staat. Je kunt niet eten, drinken of slapen zonder aan haar te denken. Voor je te zien. Dat je een wandeling gaat maken om wat frisse lucht op te snuiven, om te vergeten. Afleiding te hebben. Maar het helpt niets. Je bent verslaafd, zonder de verslaving ooit te zijn begonnen. Of wel, maar je weet het niet meer.
Lana is zo’n mythische vrouw. Zij is degene die op dit moment door mijn hoofd spookt, die ik zoek in de ruit van de bakker. Waar ik eigenlijk naar vraag als ik in de supermarkt de koffie niet kan vinden. Als je me hoort vragen waar de koffie zich bevindt, bedoel ik eigenlijk of mijn droomvrouw hier is geweest. Toevallig. Als ik dan een beschrijving ontvang waar de koffie staat omdat deze verplaatst is, ben ik meer dan teleurgesteld wanneer mijn hand een pak gemalen filterkoffie omklemt. Dat het niet haar wespentaille is, of haar slanke bovenarm waar speels hier en daar een moedervlek opdoemt. Of mijn duim, die zich een weg baant van haar mondhoek naar haar oor. Dat deze lichte aanraking mij al een erectie bezorgt. Zoals ik inmiddels al menig keer in de supermarkt heb gestaan, met de ogen gesloten en een pak gemalen filterkoffie in mijn hand. Om dan uit deze gekmakende fantasie te worden gewekt door een vakkenvuller. Sindsdien heb ik een bloedhekel aan vakkenvullers die zich ergens mee bemoeien. Rot op. Als ik hulp nodig heb, dan roep ik je wel.

Maar Lana dus. Ik zag haar voor het eerst in de tram, onderweg naar de binnenstad, om even een goede fles whisky te scoren. Een goede vriend van mij, Michael Deng mocht het je interesseren, had een nieuwe woning gevonden net buiten het centrum. Mijn plan was om onderweg naar zijn huis een fles drank op te pikken. Om daarna in het bezit van een goedsmakend cadeau zijn housewarming te betreden. Wellicht om de fles whisky diezelfde avond op te drinken, maar dat moest ik nog maar zien.
Ik bevond mij in tram 4, om bij Eendrachtsplein uit te stappen en op de Oude Binnenweg een slijterij te bezoeken. Omdat het voorste deel van de tram er nogal vol uitzag, ben ik achterin gaan zitten. Veel keus was er immers niet. Twee haltes voordat ik uit moest stappen, stopte de tram. Mensen stapten uit, mensen stapten in. We wilden net wegrijden toen Lana opeens de tram langs rende, en naar de chauffeur gebaarde om te stoppen. Waarop de tram abrupt weer tot stilstand kwam en Lana instapte. Ik kon haar niet goed zien, maar wat ik wel zag beviel mij uitermate goed. Waar kom jij vandaan, vroeg ik mij af. Terwijl ze het trapje op liep en langs de conducteur naar de enige plek die nog vrij was, haalde ze een hand door haar lange, golvende donkere haar. Toen zag ik die rode haarlok, die felrode haarlok aan de rechterkant van haar hoofd, voor het eerst. Er ging een rilling over mijn rug, die halverwege mijn rug de voorkant van mijn torso ook omklemde en verder afgleed naar beneden. Om te eindigen bij mijn ballen, die als walnoten in een notenkraker werden vastgeklemd. Vlak voordat ze ging zitten, zag ik meer van haar. Een witte, als het ware satijnen tuniek, die getailleerd was. Aan de randen van de mouwen en de onderkant van dit jurkje zat een marineblauwe streep. Haar linkerschouder was ontbloot, en haar goedgevormde, geproportioneerde borsten en billen balden fier door de kleding heen. Ze keek heel vluchtig doch lang genoeg om mij op te merken. Onze blikken kruisten elkaar, waardoor zij moest blozen en glimlachte ontwapenend. Mijn mannelijkheid reageerde onmiddellijk, alsof zij niet in mijn ogen had gekeken maar naar mijn kruis, en wierp zich meteen op als steigerende dekhengst eersteklas. Ik was verkocht, en verloren tegelijk.
Twee haltes later stapte ik uit, en liep langs de tram richting de Oude Binnenweg. Toen ik haar gepasseerd was, voelde ik haar blik op mijn rug branden. Hoewel ik verschrikt verder wilde lopen, stopte mijn lichaam abrupt. Het zweet brak me aan alle kanten uit, maar voordat ik het wist had ik me omgedraaid en stond ik oog in oog met haar. Weer gaf ze me die ontwapenende glimlach, waardoor ik overmand werd door gêne, geilheid, euforie en diepe schaamte. Schaamte, omdat ik merkte dat ik zo hard zweette dat het niet anders kon dat ik steeds groter wordende zweetplekken onder mijn oksels en op mijn borstkas opliep. Zij bloosde, ik steigerde en werd in diepe verlegenheid gebracht. Mijn god, ik durfde niet te kijken en toch deed ik het. Zelfs toen de tram weer begon te rijden. Zij keek mij na, ik haar. Wat wilde ik haar graag hebben. Liefhebben. Binnendringen. Beminnen en aanbidden. Maar vooral binnendringen, want elk zwaard moet worden opgeborgen in een schede. En de uitnodiging was gegeven. Maar wie ze was, wist ik niet. Of waar ze naartoe ging. Wat ze ging doen. Wat zou er in haar tas zitten? Welke geheimen, fantasieën gaan er schuil achter die lichtbruine kijkers? En waar kan ik me douchen? Ik voel me vies. Kiplekker vies.

[Wordt vervolgd]