donderdag 8 juli 2010

De geur van falen[1]

De geur van het falen, of althans dreigen te falen, is zweet. Vies, sterk ruikend zweet. Angstzweet. En dan niet alleen onder de oksels. Nee, dan breekt het angstweet meteen aan allee kanten uit. Behalve op je voorhoofd, dat dan weer wel. Maar de rest van je lichaam heeft de kenmerkende geur van het heetst van de strijd. Zo’n penetrante geur, die je niet snel vergeet. Als een kater blijft hangen.

Met sommige vrouwen is dat niet anders. Ik plaats ze dan ook onder het kopje ‘mythische vrouwen’. Maar dat moet ik misschien aan je uitleggen. Mythische vrouwen, zoals eerder benoemd, kunnen in één oogopslag je blik voor altijd vangen. Zodat je geen kan meer op kan. Zodat wanneer je hen ziet, je adem voor een moment wordt gesmoord. Je compleet opgaat in hun verschijning. Dat hun verschijning dagen, zelfs weken, maanden later nog op je netvlies staat. Je kunt niet eten, drinken of slapen zonder aan haar te denken. Voor je te zien. Dat je een wandeling gaat maken om wat frisse lucht op te snuiven, om te vergeten. Afleiding te hebben. Maar het helpt niets. Je bent verslaafd, zonder de verslaving ooit te zijn begonnen. Of wel, maar je weet het niet meer.
Lana is zo’n mythische vrouw. Zij is degene die op dit moment door mijn hoofd spookt, die ik zoek in de ruit van de bakker. Waar ik eigenlijk naar vraag als ik in de supermarkt de koffie niet kan vinden. Als je me hoort vragen waar de koffie zich bevindt, bedoel ik eigenlijk of mijn droomvrouw hier is geweest. Toevallig. Als ik dan een beschrijving ontvang waar de koffie staat omdat deze verplaatst is, ben ik meer dan teleurgesteld wanneer mijn hand een pak gemalen filterkoffie omklemt. Dat het niet haar wespentaille is, of haar slanke bovenarm waar speels hier en daar een moedervlek opdoemt. Of mijn duim, die zich een weg baant van haar mondhoek naar haar oor. Dat deze lichte aanraking mij al een erectie bezorgt. Zoals ik inmiddels al menig keer in de supermarkt heb gestaan, met de ogen gesloten en een pak gemalen filterkoffie in mijn hand. Om dan uit deze gekmakende fantasie te worden gewekt door een vakkenvuller. Sindsdien heb ik een bloedhekel aan vakkenvullers die zich ergens mee bemoeien. Rot op. Als ik hulp nodig heb, dan roep ik je wel.

Maar Lana dus. Ik zag haar voor het eerst in de tram, onderweg naar de binnenstad, om even een goede fles whisky te scoren. Een goede vriend van mij, Michael Deng mocht het je interesseren, had een nieuwe woning gevonden net buiten het centrum. Mijn plan was om onderweg naar zijn huis een fles drank op te pikken. Om daarna in het bezit van een goedsmakend cadeau zijn housewarming te betreden. Wellicht om de fles whisky diezelfde avond op te drinken, maar dat moest ik nog maar zien.
Ik bevond mij in tram 4, om bij Eendrachtsplein uit te stappen en op de Oude Binnenweg een slijterij te bezoeken. Omdat het voorste deel van de tram er nogal vol uitzag, ben ik achterin gaan zitten. Veel keus was er immers niet. Twee haltes voordat ik uit moest stappen, stopte de tram. Mensen stapten uit, mensen stapten in. We wilden net wegrijden toen Lana opeens de tram langs rende, en naar de chauffeur gebaarde om te stoppen. Waarop de tram abrupt weer tot stilstand kwam en Lana instapte. Ik kon haar niet goed zien, maar wat ik wel zag beviel mij uitermate goed. Waar kom jij vandaan, vroeg ik mij af. Terwijl ze het trapje op liep en langs de conducteur naar de enige plek die nog vrij was, haalde ze een hand door haar lange, golvende donkere haar. Toen zag ik die rode haarlok, die felrode haarlok aan de rechterkant van haar hoofd, voor het eerst. Er ging een rilling over mijn rug, die halverwege mijn rug de voorkant van mijn torso ook omklemde en verder afgleed naar beneden. Om te eindigen bij mijn ballen, die als walnoten in een notenkraker werden vastgeklemd. Vlak voordat ze ging zitten, zag ik meer van haar. Een witte, als het ware satijnen tuniek, die getailleerd was. Aan de randen van de mouwen en de onderkant van dit jurkje zat een marineblauwe streep. Haar linkerschouder was ontbloot, en haar goedgevormde, geproportioneerde borsten en billen balden fier door de kleding heen. Ze keek heel vluchtig doch lang genoeg om mij op te merken. Onze blikken kruisten elkaar, waardoor zij moest blozen en glimlachte ontwapenend. Mijn mannelijkheid reageerde onmiddellijk, alsof zij niet in mijn ogen had gekeken maar naar mijn kruis, en wierp zich meteen op als steigerende dekhengst eersteklas. Ik was verkocht, en verloren tegelijk.
Twee haltes later stapte ik uit, en liep langs de tram richting de Oude Binnenweg. Toen ik haar gepasseerd was, voelde ik haar blik op mijn rug branden. Hoewel ik verschrikt verder wilde lopen, stopte mijn lichaam abrupt. Het zweet brak me aan alle kanten uit, maar voordat ik het wist had ik me omgedraaid en stond ik oog in oog met haar. Weer gaf ze me die ontwapenende glimlach, waardoor ik overmand werd door gêne, geilheid, euforie en diepe schaamte. Schaamte, omdat ik merkte dat ik zo hard zweette dat het niet anders kon dat ik steeds groter wordende zweetplekken onder mijn oksels en op mijn borstkas opliep. Zij bloosde, ik steigerde en werd in diepe verlegenheid gebracht. Mijn god, ik durfde niet te kijken en toch deed ik het. Zelfs toen de tram weer begon te rijden. Zij keek mij na, ik haar. Wat wilde ik haar graag hebben. Liefhebben. Binnendringen. Beminnen en aanbidden. Maar vooral binnendringen, want elk zwaard moet worden opgeborgen in een schede. En de uitnodiging was gegeven. Maar wie ze was, wist ik niet. Of waar ze naartoe ging. Wat ze ging doen. Wat zou er in haar tas zitten? Welke geheimen, fantasieën gaan er schuil achter die lichtbruine kijkers? En waar kan ik me douchen? Ik voel me vies. Kiplekker vies.

[Wordt vervolgd]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten