donderdag 29 maart 2012

Passievrucht

De paarse jas breekt open
Als een split tot net onderaan
Het lichaam,
Waar geen paar benen
Zich laat zien.

Zomergeel en –groen
In de binnen-
Kant is veel te ver gezocht,
Maar ik moet
Blijven kijken.

De pitten doen
Moedervlekken vermoeden
En mijn tanden
Ontbloten zich
Alsof de jager in mij
Smacht naar het happen
In die verboden
Passievrucht.

Toch weet ik
Dat ik spijt krijg-
Toch weet ik
Dat het zuur mij
Zoet zal smaken,
De zoete overwinning
Zich bitter zal wreken
Op mijn tong
Die de lippen likt.

Het paarse vruchtje
Draagt een symbolische dood
Over haar schouders,
Als een mantel die
Zowel
Goed als fout
Aantrekt,
Als een mantel die
Ik
Niet zal aantrekken
Om maar in leven
Te blijven-
Mijn einde uitstellende.

Ik wil het haar
Op mijn tanden
Stuk bijten,
Alle twijfel wegnemen
Dat al die passie
In het lijfje
Te veel van het goede is-
het blijft me bewegen,
Danst voor mijn ogen
Zonder daadwerkelijk
Een stap te zetten.

Ik wil mijn tanden
In haar zetten
Want ze ligt daar maar
Met al haar passie,
Als een rots in de branding
Staat ze als een huis
Niet te missen
En haar vruchtvlees
Dat goed is.

M.S.

maandag 26 maart 2012

Bombardement

Hier zat ooit een hart
Waar leeg – omhulsel van
Herinneringen aan
Hoe het ooit was-
De boventoon voerde,
Onzichtbaar liefdesbloed
Voor leven dapper
Vergeten toen
Die oorlog van liefde,
Uit liefde, woedde.

Het regende zwaarden
Van Damocles, precies daar
Waar donkere wolken samen
Gespannen samenpakten-
Troffen doel, maakten
Een uitsnede precies waar
Ooit mijn hart zat.

De bommen vielen als
Jouw woorden met bakken
Uit de hemel- kil, hard
En meedogenloos- het wankelen
Van het geloof op betere tijden zal
Sterven met de handen,
Gericht naar ons hemelgewelf
Boven de stad die we
Bouwden, onze stad
Die jij over het hoofd zag.

Liefde is het wapen, in tijden van oorlog
Is alles geoorloofd- elke stad
Moet soms branden van
Liefdespijn en vurige passie, kon
Dat maar de reden zijn, kunnen herrijzen, zoals
Een aartsvijand zijn aartsvijand
Een laatste, respectvolle strohalm
Biedt- de vernederende overwinning zal
Des te harder aankomen, maar
Laat, uit respect, diep verstopt doch verankerd,
Leven omdat hij of zij het toch wel aan kan.

Hier zat ooit een hart
Dat het bombardement van
Een snel maar pijnlijk einde dat
Uit de lucht kwam vallen,
Uit diezelfde lucht waar de nachtelijke
Glimmertjes die we hoopten ooit te raken,
Door jouw bommen anders,
Dat hart dat een gat
Werd.

M.S.

woensdag 21 maart 2012

Patroklos

Ik heb een vriend verloren-
Zo één,
Waarmee ik alles deelde,
Liefde, pijn, zorgen,
Het ochtendgloren-
Ook als mijn maatje
Niet naast me lag,
Konden we nog steeds
Samen wakker worden.

Ik heb een vriend verloren,
Op een dag dat ik langer
Bleef liggen,
Even moe van leven,
Hij ertegen
Ten strijde trok-
Om mij te redden
Van mijzelf, de vijandige wereld en ons,
Want vroeg of laat
Konden wij sneuvelen, of alsnog.

Ik heb een vriend verloren-
Het vriendenlijk onherkenbaar
Opgebrand,
Nog nasmeulend van het vuur
En de passie- alles wat hij gegeven had,
Zo klampte ik mij eraan vast,
Aan die verloren vriendschap
Gehuld in mijn staalkoude
Harnas.

Ik heb een vriend verloren-
Mijn achilleshiel werd donkere as,
Wegwaaiende naar de zon
Die steeds feller fonkelde om
Mij te verblinden-
Ik bloed, want hechte vriendschap
Bestond
En ik bloed mijn hart tranend rood
En ik bloed steeds meer uit mijn ziel
En ik bloed het meest uit mijn achilleshiel
En ik bloed, maar ik leef-
Ook al poog ik te wreken maar gebroken,
Alleen, bedorven-
Ook ik, Achilles,
Heb een vriend verloren.

M.S.

Muur

De kracht van een muur
Zit hem niet
In de hoeveelheid stenen-
Zelfs de constructie
Is het niet die
Hem standvastig maakt
Maar met hoeveel liefde
Ze is opgericht.

De kracht van een muur
Bestaat uit een constante
Voeding van liefde
Voor de vijand, maakt krachtig
Genoeg om zelfs de machtige
Herakles te weren, machteloos
Af te laten druipen.

De kracht van een muur
Is alles wat er te geven valt,
Gegeven is en nog gegeven zal
Worden – sterker dan
Romantische liefde kan
De muur zelfs de goden verbannen
Want het gebeurt uit
Liefde.

M.S.

maandag 19 maart 2012

Biggetjesroze

Dan maak je een nutteloos tripje met de tram en trein, met als doel om een nieuw gedicht te schrijven. In de tram denk je aan de tekst van 'Groot Hart' van De Dijk en je knikt, maar meer omdat het past bij je gemoedstoestand. Om vervolgens te denken aan 'Painter Song' van Norah Jones. Muziek werkt sowieso inspirerend. Maar waarom dan opeens dat biggetjesroze? Ach, het levert me weer een gedicht op. Dan maakt het ook niet zoveel meer uit hoe je erop komt. Het gaat om het resultaat.

Biggetjesroze

Ik wil een schilderij van je maken
In woorden,
De basiskleur:
Biggetjesroze.

Daarvoor
Doop ik mijn houten pen
In je wangende blosjes
En klieder in opperste
Concentratie met bevende vingers
Je huidje vol-
Als je me laat.

Dit schilderij dat ik je schrijvend maak
Van dat verfkleurtje
Onder je ogen zal je staan
Als een prachtig nachthemd-
Ik maak het met liefde,
Draag jij het dan met liefde
En volle overtuiging, alsof je
Atlas bent onder
Je eigen hemelgewelf met
Sterren over je hemelse lichaam
Die ik voor je zal laten
Schitteren.

Ik ga een schilderij van je maken
In woorden,
De basiskleur:
Biggetjesroze.

Daarvoor
Doop ik mijn houten pen
In je wangende blosjes
En ik hoor je buikje zacht knorren, spinnen
Bijna – hongert naar meer-
Laten we dan lichaamscontact
Maken, dan
Weten we of het klikt
Tussen deze schilder, de inkt
Op jouw schilderij en geschilderde,
Op dat schilderij dat ik zojuist van je
Heb gemaakt
In woorden,
De basiskleur:
Biggetjesroze.

M.S.

Toen ik nog een meisje had



Toen ik nog een meisje had
Haakten haar vingers al
In mijn hand
Voordat ik de hare
Kon vastpakken.

Toen ik nog een meisje had
Hield ze mijn hand vast boven mijn hoofd,
Omdat ze droomde
Over samen verder lopen-
Haar ogen
Naar voren gericht,
Mijn hoofd licht
Op haar schouders, omsingeld
Door mijn armen.

Toen ik nog een meisje had
Was de hoop
Op de Dood
Als klap op de vuurpijl
Aan het einde
Van ons pad
De kroon op het liefdeslevenswerk.

Toen ik nog een meisje had
Zal als de dag van gisteren blijven hangen,
Door mijn hoofd spoken
Zoals de wallen
Onder mijn ogen in mijn spiegelbeeld,
De handen leeg-
Kleine littekens vermoeden
Achtergelaten krassenkussentjes van haar hart.

Toen ik nog een meisje had
Zag ik de zachtheid die bedoeld
Was om te helen als 'goed'
Zoek was, losbarstte in een traan en gelach,
De handpalmen die naadloos in elkaar
Verstrengeld waren tot op de dag
Van vandaag.

Zoek
'Goed', goed is anders
Dan het eerste ontmoeten, zonder harten
In handen is angstig handelen-
Breekbare spanning als afgeknepen
Tong die maar blijft slissen.

Toen ik
Nog een meisje had,
Zo'n meisje dat ik nu, dat ik nu nog meisje mag
Noemen, zo'n 'meisje dat ik nog moet'
Spreken.

M.S.

zondag 18 maart 2012

Over het schrijven van een liefdesbrief

Over het schrijven van een liefdesbrief

Alleen bij de aanhef
Al zal ik je moeten laten
Blozen, en mijzelf ook-
Mijn pen zweeft – alsof Damocles’ – boven
Het papier maar
Er valt je zoveel te zeggen
Dat ik pas gaandeweg de eerste alinea
De eerste gedachtegang kan doorlopen.

Vanwaar ik je schrijf is bepalend-
Hoe het papier op de tafel
Ligt, waar je drankje, sigaretten,
Pennendop en overige prullaria
Is geplaatst, waar de mensen naast je
Over praten, ja-
Cafés zijn voor het schrijven
Van liefdesbrieven ideaal.

Ik beschrijf je mijn situatie, mijn locatie
Met grootse woorden en geestige anekdotes
Over dat wat ik zie en hoor,
Om er even in te komen-
Met mijn eigen taal, dat jij herkend als
Mij kenmerkend, zeg ik het je zo
Dat jij wegdroomt onder het motto:
‘Ik zag het heel goed voor me,
Even was ik er ook,’ om vervolgens over
Te gaan tot de orde van de dag, namelijk
De aanleiding voor dit schrijven,
Dit uiten, het vouweninstoppenposten
En jij die ontvangt, de envelop hebt
Geopend.

Daar waar de liefdesbrief op stoom
Gaat komen, is het nodig
Om even bij jou stil te staan-
Nemen we beiden een pauze, kom op adem,
Dan vertel ik je hoe die van mij gaat
En geef jou een remedie voor de tranen
Die, altijd wellicht, zullen stromen-
Geen ontkomen aan met die frustraties,
Zielenpijn of zachte kwellingen die langzaam verlopen.

Alsof de muziek in dit café stil valt,
Alsof het geroezemoes gedempt gebabbel-
Gedachte woorden uitgesproken
Op papier, daar vanaf knalt
En – altijd tussendoor controleren – jij
Voorbereid met zakdoekjes bij de hand,
Want ik spreek tot je vanaf
Dit velletje wit wat
Mij, uitgebreid beschreven, dwars zit-
Mijn gevoel dat je, als het goed is,
Bereikt, in jouw gedachten klinkt.

Dan roep ik mezelf een halt
Toe, een tweede rustmoment dat ik inlas
Mede doordat ik word onderbroken
Door een serveerster – of ik nog dorst had,
Eigenlijk zag dat een pauze goed was
Voor mij, voor jou en dit schrijven -
Alles om me heen dat weer opvalt,
Waarmee ik jou weer wat kan
Laten lachen.

Ik zal afsluiten met iets
Clichématigs als ‘ik heb je lief’,
Maar dan anders verwoord, mooier,
Langer – beter valt nog te bezien -
Dit blijft immers een liefdesbrief,
Dat ik je snel weer zal zien
En de kramp in mijn schrijfhand die
Ik voor je oploop slechts een teken is
Dat ik van je houd.

Liefs.

M.S.