donderdag 2 december 2010

Dichtwit

Soms kun je een gedicht voordragen met een papier in je hand. Helaas heb je het niet helemaal voorbereid, dus het ziet er eerder uit als oplezen dan voordragen. Toch kun je met je stem ook veel uithalen. Bereiken. Het is misschien niet de reactie waar je op hoopt, maar elke reactie is mooi meegenomen. Geldt ook voor proza trouwens. Een Arthur Japin is briljant als hij een verhaal uit zijn hoofd voordraagt. Maar ja, het had ook weinig gescheeld of de man was acteur geworden. En Arthur Japin is groots, ik klein. En dat is niet eerlijk.

Je kan dan bij de pakken neer gaan zitten, of vrolijk doorgaan met waar je mee bezig bent. Af en toe een klein optreden doen, om te zien hoe je werk overkomt op het publiek is wel eens handig. Kijken hoe grote schrijvers het doen - er werd me laatst aangeraden om de blog van Der Grunberg te volgen - is inspirerend. Maar dat wil niet zeggen dat je hetzelfde kunstje moet uithalen. Schrijven, proza of poëzie maakt niet uit, doe je uiteindelijk zelf. Met uitzondering van Bert Natter en Ronald Giphart vorige eeuw. Alles begint met wit papier dat gevuld wordt met letters, woorden, zinnen en verhalen. Of halve dichtregels, die op de volgende regel fier en vrolijk verdergaan. In de drie gevallen van gister staat me, naast de verraste maar enthousiaste reacties, vooral het dichtwit bij.

Dichtwit wil zeggen: de ruimte die je overhoudt als je gedicht af is. Eigenlijk heeft maar een functie, en dat is het omlijsten van je gedicht. Door het wit ligt de nadruk meer op het gedicht zelf, het verplaatst de aandacht van het wit naar de regels. En dan moet - je moet niets, natuurlijk - je de regels ook wat inhoud meegeven. De inhoud die jij er in wilt hebben. Hoeveel dichtwit je daardoor overhoudt, heb je dus zelf in de hand. Verras jezelf ermee. Vind je eigen weg, je eigen stijl. Dat doe ik ook, zeker als ik een gedicht lange tijd niet heb gelezen. Voorgedragen.

M.S.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten