Voor dichters
zijn er geen mooie meiden
tenzij gehuld in
maagdelijk wit
tussen de regels.
Verdoemd als
de woorden ze zullen
omsluiten, pas loslaten
als er een punt gevallen is.
Pas dan valt er
niets meer te zeggen,
zijn er geen woorden meer
om te doen alsof
de dichter die je ving
niet van je zal houden.
Dat maagdelijke is
(zoals elke dichter wel weet
waaronder ondergetekende)
maar schone schijn
om maar niet op te biechten
dat er een heel leven schuil gaat
onder bleke, strakke gezichten.
Bij mooie meiden
staat al op het lijf geschreven
dat ze bezongen moeten worden
en dus niet gevangen als
voorheen vrije vogels.
M.S.
woensdag 17 mei 2017
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten