maandag 26 juli 2010

'Fuego' [5]

[Vervolg]

Vanaf hier kan ik verder weinig meer vertellen. Het enige wat ik te zeggen heb, is dat toen ik terugkwam zij er niet meer waren. León niet. Sheena niet. Zelfs Marc niet. Niemand had ze ook zien weggaan. Ik vroeg aan meerdere mensen of zij hen hadden gezien. Maar iedereen kon zich alleen herinneren dat ze er geweest waren. En daar hield het op. Dus ben ik naar huis gegaan.
Een maand later zag ik Sheena weer, ditmaal op een ander feest. Maar ik herkende haar meteen. Na een gesprek over hoe het met haar ging en andere gebruikelijke koetjes en kafjes, vroeg ik haar hoe het met León en haar was afgelopen. Ze vertelde me dat ze nummers hadden uitgewisseld, en hij mij achterna ging richting de wc. Hij was nooit meer teruggekomen. Haar vriend had overgegeven in de wc, want zijn andere vrienden hadden hem net iets te veel tequila geschonken. Ze heeft hem moeten dragen naar de taxi. In de taxi heeft hij uit het raam nog een keer overgegeven. Maar van León geen spoor. Ze had nog een keer geprobeerd contact op te nemen, maar tevergeefs.
Later hoorde ik van andere mensen dat hij verhuisd was naar een andere stad. Het laatste wat hij daarover kwijt wilde, was dat hij ‘nog iets moest regelen’. Sommigen beweerden dat hij ‘met de verkeerde mensen omging’. Anderen zeiden dat hij ‘op avontuur ging’. Weer anderen interesseerden het niet waar hij was. Een enkeling beweerde dat hij zijn eigen zaak wilde openen. Hoe dan ook, León de Barreiro was in het niets opgelost. Zonder afscheid te nemen, zonder iets achter te laten. Een schim, zo leek het. Maar iets in mij zegt me dat hij weer zal opduiken. En dan heeft hij iets te vertellen. Of iets groots gedaan. Als het moment daar is. Wanneer hij terugkomt, zal zijn ‘fuego’ de horizon verlichten en zijn terugkomst aankondigen. In mijn ooghoek zie ik mijn weerspiegeling in de ruit. Daarachter een witte stip, iets van licht. Ik kijk om, maar het blijkt slechts een lamp. Als ik beter kijk, ontdek ik de vorm van een vlam.

M.S.

'Fuego' [4]

[Vervolg]

‘Loop je al de hele tijd te zoeken. Ik heb een Baco voor je, dat wilde je toch? Sorry dat ik jullie onderbrak trouwens, mijn fout. Ik hoop niet dat het een belangrijk gesprek was? Of vallen jullie haar lastig? Vallen deze gasten je lastig, schat?’
Ik schudde mijn hoofd, de lange kakker die voor ons stond gaf haar een kus.
‘Dan moet je maar niet zo’n lekker wijf hebben als vriendin, dan heb je belagers,’ grapte León.
Sheena lachte, en tikte hem plagerig om de borst.
‘Nee hoor, liefje. We hadden het eigenlijk over Sheena.’
‘Ah, over de tv-serie? Ja, die blonde stoot was echt lekker of niet jongens? Geweldig, zo’n junglebeest van een vrouw.’
‘Hé dimmen, Marc. Mijn nagels zijn geslepen, en staan op scherp!’
We lachten allemaal.
León bleek van ons twee het meest ontspannen. Althans, die indruk maakte hij. De vriend van Sheena, een kop groter dan wij, kon ons makkelijk hebben.
‘Ja, sorry schat. Maar goed, je bent al voorzien, zie ik. Wil jij anders die Baco hebben?’
León accepteerde die maar al te graag.
‘Jij ziet er anders ook dorstig uit. Zal ik nog een rondje Baco’s doen?’
Ik knikte.
‘Dan ga ik even een rondje halen. Ben zo terug!’
En weg was hij. We keken elkaar even beduusd aan, en moesten toen hard lachen.
‘Die scherpe nagels van jou hebben hem blijkbaar afgeschrikt.’
‘Juich niet te vroeg. Hij is erg jaloers, dus als hij in het ergste geval iets vermoed zal ik je pijn moeten doen om je te redden. Want laat die jaren ’80 onzin achterwege, alsjeblieft. We zijn volwassen mensen, en weten precies waar dit over gaat. Of niet?’
León keek verrast. Aangenaam verrast.
‘Nou, eigenlijk ben ik nogal gepassioneerd over de eighties. Dat zijn wel de beste jaren eigenlijk, ook al heb ik ze niet bewust meegemaakt.’
‘Maak dat de kat wijs. Tot mijn grote spijt moet ik de man nog tegenkomen die net zo veel houdt van de jaren ’80 als ikzelf.’
‘Hier ben ik. Waar wil je het over hebben? Muziek? Als ik een bar zou openen, zou dat een jaren ’80 bar zijn. Met mijn kennis kan ik die helemaal in stijl in laten richten en zou er alleen maar muziek uit de jaren ’80 draaien!’
‘Is hij serieus? Ben je serieus?’
Ik knikte.
‘Hmm,’ liet ze zich ontvallen en dacht even na.
‘In dat geval zou ik elke dag bij jou aan de bar zitten. Heb je ook whisky?’
‘Alleen de beste.’
‘En hoe zou mijn barkruk er uit zien?’
Ze kreeg weer die ondeugende blik in haar ogen, die León zeker niet ontging.
‘Een panterprint. En op de stang zou staan “Wild Things Only”.’
Ze gleed met tong langs haar voortanden en nam een slokje van haar Baco. Mijn blaas protesteerde.
‘Jongens, ik moet naar de wc. Ben zo terug.’

[Wordt vervolgd]

'Fuego' [3]

[Vervolg]

‘Ja, León, vertel. Wie is die mysterieuze vrouw toch?’
Ik keek naar haar, waarop ze me wederom een samenzweerderige, alleszeggende knipoog gaf. León grinnikte geschrokken, maar herstelde snel en stapte wat dichterbij. Daarop zag ik zijn hand naar haar middel glijden, op de plaats waar haar taille het smalst was. Zij verroerde zich niet, en glimlachte gecharmeerd van deze move die ik in ieder geval niet had zien aankomen.
‘Dat is nu even niet van belang. Belangrijker is wie de mooie vrouw is die ons zo abrupt onderbreekt in ons gesprek. Ik ben León de Barreiro, dit is Miguel. Aangenaam.’
‘Sheena. Sheena de Wilde, ook aangenaam.’
Ze gleed even met haar tong over haar lippen, haar volle lippen, en beet zachtjes op haar onderlip.
‘Zeg eens, mevrouw De Wilde, is dat dezelfde voornaam als de heldin in de film ‘Sheena, Queen of the Jungle’ uit 1984? Of heb ik dat nu mis?’
Ze lachte.
‘Nee, dat zou goed kunnen. Erg origineel, meneer De Barreiro, de meeste mannen komen niet verder dan de tv-serie met voormalig Baywatch-ster Gena Lee Nolin. Ik ben onder de indruk.’
Ze legde haar hand op de borstkas van León, en klopte er bemoedigend op. Haar lichtgroene, glinsterende ogen zochten zijn donkerbruine kijkers. Ik bekeek haar snel zonder dat ze het merkte, van top tot teen. Een wespentaille, gehuld in een zwarte, strapless jurk. Daaronder een paar zwarte pumps, maar niet al te hoog. Wel hoog genoeg om haar kuiten in een V-vorm te persen. Het jurkje hield net boven de knieën op, en werd bijgestaan met een rood lint om haar middel. In haar linkerzij was het bevestigd in een bescheiden strik. Het donkerzwarte haar zat in een knotje achter op haar hoofd. Daaruit staken een aantal haren het geheel accentueerde haar schuine pony, die half over haar rechteroog viel.
‘Ach,’ begon León, terwijl Sheena haar rug kromde als een krolse kat en haar hoofd een stukje oprichtte waardoor haar slanke hals nog zichtbaarder werd.
‘Ik weet eigenlijk best veel van de jaren ’80. Maar dat is wel de enige vergelijking met de fictieve heldin, want zij is blond.’
‘Heel scherp, maar zoals jouw ogen wellicht hebben opgemerkt ben ik niet van nature donkerharig. In werkelijkheid is mijn echte haarkleur blond. Dat had je vast en zeker al bedacht. Of was je door iets afgeleid?’
Ze gaf León een knipoog, mij haar drankje om vast te houden en hijst haar jurkje precies aan de zijkant van haar borsten een stukje omhoog. León en ik aanschouwen het tafereel met nauwelijks verhulde wellust.
‘Maar als jij in werkelijkheid een blondine bent, betekent dit dat we nu een fantasie beleven?’
León verplaatste zijn hand van haar onderrug naar haar blote schouder.
‘Hmm,’ kreunt ze zachtjes en knijpt haar ogen een stukje dicht, ‘dat sluit ik niet uit, meneer De Barreiro.’
Langzaam, als in een romantische film, rekten hun hoofden zich naar elkaar uit en kijken zij onderweg vol verlangen naar elkaars mond.
‘Durf ik het wel aan om met je mee te fantaseren,’ fluisterde León nog, waarop Sheena haar schouders ophaalde.
‘Wie weet.’
Als een bliksemflits hing de spanning in de lucht, maar loste even snel op als dat ze verschenen was. De ‘fuego’ was gedoofd.
‘Liefje, daar ben je!’
Verschrikt keken we gedrieën om.
Het vriendje, de spelbreker.

[Wordt vervolgd]

'Fuego' [2]

[Vervolg]

Langzaam druppelden er meer mensen binnen, die als helden werden ontvangen door vrienden. León en ik hadden ons gepositioneerd aan de bar. Het bleek dat er een open bar was, dus hadden we besloten om de alcohol rijkelijk te laten vloeien. Ik keek naar León. Hij was gefocust, stond op scherp. De schittering in zijn ogen was zo scherp dat het wel kleine vonkjes leken. Vonkjes van iets dat heet was geworden, aangewakkerd werd. Op dat moment vermoedde ik nog niet dat het zijn ‘fuego’ was. León leek ook wel te stralen. Hij stond rechtop, keek bedenkelijk of mysterieus - ik kan de twee uitdrukkingen niet van elkaar onderscheiden – en glimlachte bescheiden. Het leek allemaal zo gladjes te verlopen. Twee Casanova’s, aan de bar, scherp gekleed zoals het hoort bij een enigszins chique benefietavond. De drank vloeide, de vrouwen waren mooi, frivool en lichtelijk aangeschoten. De overige mannen vertoonden haantjesgedrag om de vrouwen te imponeren, maar hadden te veel op en lalden onverstaanbaar. Ze werden aan de kant geschoven alsof ze niets voorstelden. Ze deden belangrijk, ze waren het niet. Zeker niet voor ons.
Terwijl ik mijn blik vastlegde op de band die zojuist begonnen was, liep er een brunette langs ons. León en ik keken allebei om, en bleven haar volgen. Alsof ze onze blikken kon voelen, keek ze over haar ontblote schouder – ze droeg een zwart strapless jurkje – naar ons of naar één van ons, glimlachte en gaf een knipoog. León begon als eerste te lachen. Toen ik hem kort in de ogen keek, leken zijn ogen te vlammen. Alsof ze wilden zeggen: ‘Hebbes!’ Het was dus blijkbaar niet voor mij bedoeld.
‘Kom,’ zei León, ‘laten we een stukje naar voren gaan om de band te zien.’
Ik knikte instemmend, benieuwd naar wat er zich nu zou gaan afspelen.
Hij liep naar voren, maar ging niet helemaal vooraan staan. León schaarde zich achter een kleine blondine, die een verwoede poging deed haar heupen op het ritme van de muziek te laten bewegen. Hetgeen compleet mislukte. Het scheen haar niets te doen. Ik stond achter hem, om zijn blik te kunnen volgen. Af en toe keek hij naar links. Als ik zijn blik volgde, rustte die op dezelfde brunette van daarnet. Zij gaf de man naast haar net een kus op de mond en keek toen plagend terug. Zou het haar vriend zijn, dacht ik nog. León dacht waarschijnlijk hetzelfde.
‘Hmm,’ liet hij zich geamuseerd ontvallen.
De blonde zangeres bedankte het publiek en kondigde het volgende nummer aan. Het bleek een oude klassieker te zijn in een nieuw jasje. Toch waren ze niet de eersten die het nummer spelen. Ik meen me een bekende naam te herinneren, maar de naam blijft op het puntje van mijn tong liggen. Het zal de zangeres een zorg zijn. Ze gaat onverstoorbaar door met het strelen van het gehoor met haar zwoele stem. Pas bij het refrein merkte ik pas hoe toepasselijk het nummer klonk, gezien de jagende blikken van León die hij steeds naar links bleef gooien. That’s the time, I feel like making love with you. Maar dan een mildere versie. Zijn hoofd deinsde instemmend op en neer, terwijl zijn ogen elke beweging van de brunette in zich op leken te slaan. Zijn mond krulde zich een flauwe, ietwat sinistere glimlach. Als of hij ervan overtuigd was dat het kat-in-het-bakkie was. Wanneer ik haar aankeek, glimlachte zij weer samenzweerderig terug.
‘Dit doet me denken aan een voetmassage,’ zei León.
‘Hoe bedoel je?’
Dat was wel het laatste waar ik aan dacht.
‘Pulp Fiction?’
Ik knikte, nog steeds niet begrijpend.
‘De openingsscène, over voetmassages. Op een gegeven moment legt Travolta uit, waarom een voetmassage spelen met vuur is. Jackson zegt op een gegeven moment: “Look, just because I wouldn't give no man a foot massage, don't make it right for Marsellus to throw Antwan off a building into a glass-motherfuckin-house, fuckin' up the way the nigger talks. That ain't right, man. Motherfucker do that to me, he better paralyze my ass, 'cause I'd kill'a motherfucker.” En dan komt Travolta met een meesterlijk punt.’
‘En dat is?’
‘Travolta zegt dan: “I'm not sayin' he was right, but you're sayin' a foot massage don't mean nothing, and I'm sayin' it does. I've given a million ladies a million foot massages and they all meant somethin'. We act like they don't, but they do. That's what's so fuckin' cool about 'em. This sensual thing's goin' on that nobody's talkin about, but you know it and she knows it, fuckin' Marsellus knew it, and Antwan shoulda known fuckin' better. That's his fuckin' wife, man. He ain't gonna have a sense of humor about that shit.” Met andere woorden: zelfs als iets heel onschuldig lijkt, spleen er hele andere dingen op de ondergrond mee. Jij weet het, en zelfs Boxxy daar, en daar kom ik zo op, weet het ook. Die gozer die om haar heen zwerft, wat waarschijnlijk haar vriend is, zou het ook moeten weten. Maar hij lijkt het niet door te hebben. Daarom ga ik dat zo eens duidelijk maken.’
‘En hoe wilde je dat gaan doen? Op haar af stappen, en zeggen: “Hé jij, wij hebben al veel meer gedeeld dan je zou verwachten. Laten we het neusje van de zalm niet vergeten. Dus ga je mee?” En dat zij je dan een arm geeft en je volgt naar je huis, waarna je haar gaat neuken? Ga toch weg! En wat bedoel je met Boxxy?’
Ik probeerde bescheiden te lachen, in de hoop dat hij mij hierop wat inzicht kon geven in zijn plan.
‘Boxxy is één of andere meid op YouTube die gothic is, of zo’n vampierenchick probeert te zijn. Maar daar gaat het niet om, ze lijkt er hele erg op. Maar de Boxxy die ik bedoel, woont in Amerika. Het is onmogelijk dat het dezelfde is.’
‘Aha. En je hebt haar ooit een voetmassage gegeven, of iets? Ik begrijp je even niet meer.’
‘Wel bij de les blijven. Het gaat erom dat zowel de voetmassage als het oogcontact hebben, dezelfde onuitgesproken sensualiteit in zich dragen. Het lijkt heel onschuldig, maar is het niet. Kortom: Boxxy is van mij vanavond. Geen twijfel mogelijk.’
Het viel me toen pas op dat ze al een de hele tijd naast ons stond aan de bar, wachtend op een drankje. Nee, die had ze al in haar hand. Een cola, zo leek het wel.
‘Interessant verhaal, jongens,’ zei ze opeens.
‘Mag ik vragen wie die oh zo mysterieuze Roxy is, die jij gaat veroveren vanavond?’

[Wordt vervolgd]

'Fuego' [1]

Er was eens een man die León heette. Het was een man van stille wateren en diepe gronden. Die man, nog jong van geest en van uiterlijk, kon daarentegen monologen houden over de muziek uit de jaren ’80 waar je U tegen zegt. Er is geen speld tussen te krijgen, maar aan het eind kon je het alleen maar eens met hem zijn.
Goed, over deze man wil ik je iets vertellen. Over zijn epische bestaan, wat ook wat tragiek met zich mee draagt. Maar dat past wel bij een episch figuur, misschien wel mythisch te noemen. Toch was deze man, voluit León de Barreiro genaamd, net zoals jij en ik. Zijn ‘fuego’, zoals het zijn Spaanse karakter betaamt, was het merendeel van de tijd klein. Er waren ook keren dat zijn ‘fuego’ flink vlam vatte. Wanneer het over muziek ging, of films. Oneliners uit films. De gelaagdheid van muziek. Of de enorme onkunde van de mensen die zijn pad kruisen. Die dan zijn ‘fuego’ over zich heen kregen, wat niet wenselijk was. Want León kon explosief zijn, volgens de overlevering. Maar het was altijd terecht. Althans, hij vond dat het goed was. Welke verhalen van zo’n explosie nu waar waren, wist niemand. Maar episch waren ze zeker.

De eerste keer dat ik de ‘fuego’ van dichtbij mocht aanschouwen – ik was niet het doelwit -, was eens op een benefietavond. De benefietavond vond plaats in een bovenzaal van het Beurs World Trade Centre. De benefietavond was opgezet om geld in te zamelen voor Pink Ribbon. Waarom we daar waren weet ik niet zo goed meer, maar het zou gezellig worden was ons verteld. Het was ook zo, dat het die avond regende. Weermensen sloten de kans op onweer en zware regenval niet uit. Gelukkig bleef het die avond bij een klein buitje, zodat we niet doorweekt aankwamen. Dat was maar goed ook, want we waren goed gekleed voor de avond. Als de avond saai ging worden, lag dat in ieder geval niet aan ons uiterlijk.
Afijn, als twee Casanova’s op oorlogspad stapten wij de lift uit. Links voor de zaal was er een garderobe, waar ik mijn sjaal af heb gegeven. León hield alles bij zich, waarop het garderobejuffrouw een geforceerde glimlach op haar gezicht toverde onder het motto: ‘Je bent niets verplicht, maar ik kan me voorstellen dat het erg handig is.’ Daarbij vermeden we allemaal de discussie over de prijs. Goed, dat de opbrengst naar een goed doel gaat is te begrijpen. Maar gooi dan de prijs Nog steeds waren we niet overtuigd. León toverde een glimlach op zijn gezicht die zó nep was, dat zelfs Madame Tussauds poppen erbij verbleekten. Daarop had het garderobemeisje niets terug te zeggen. Ik besloot dat het tijd werd om een drankje te gaan halen.
Binnen in de zaal zag alles er goed uit. León stond stil in de deuropening. Met zijn handen in zijn zakken keek hij de zaal langzaam rond, zonder iets of iemand over te slaan. Hij keek bedenkelijk, doch gefocust. Zijn wenkbrauwen waren naar beneden gekruld, waardoor zijn gelaatstrekken iets van een mysterie over zich kregen.
‘Hm,’ bracht León uit.
Ik probeerde zijn blik te volgen.
Aan de muren hingen lampen. Ze waren gedimd, zodat de ruimte een warme, zwoele sfeer mee kreeg als een slaapkamer. Onder deze lampen stonden bankjes. Daarop zaten mooie vrouwen geanimeerd hun mantelpakjes en jurkjes te bespreken. Of de hakken, die allemaal zwart bleken te zijn. Ik probeerde me te concentreren op de gesprekken die ze mogelijk zouden voeren, zonder door te hebben dat de blik van León inmiddels was gevangen door één vrouw in het bijzonder. Een oplettende toeschouwer van het tafereel dat wij uitvoerden, had gehoord dat Leóns ‘Hm’ van eerder een diepe, beestachtige grom was geworden. Die had gezien dat zijn gebalde vuist tussen zijn tanden verdween. Uit ongeloof. Diezelfde oplettende toeschouwer had ook gezien dat zijn mondhoeken omhoog gingen, zijn mond lieten lachen. Dat zijn ogen een glinstering vertoonden van een klein jongetje dat zojuist het mooiste speelgoedautootje heeft gezien in een etalage. Maar noch de oplettende kijker noch ik ontdekt om wie het ging. Een schim, zo leek het.

[Wordt vervolgd]

donderdag 8 juli 2010

De geur van falen[2]

[Vervolg]

Met een kloppend lid en een flinke fles Jameson onder mijn arm begaf ik mij richting de housewarming van Michael Deng. Het feestje was in de buurt van de Goudsesingel, maar om niet als eerst aan te komen besloot ik te gaan lopen door de binnenstad. En dacht onderweg na over de mythische vrouw die ik had ontmoet. Kreeg ik wel een uitnodiging om haar te bewonderen? Of schrok ze zelf van die welgemeende aandacht? Die wezenlijke wellust, gebaseerd op haar schoonheid? Wordt een mythische vrouw niet minder mythisch als je haar probeert te veroveren? Of daadwerkelijk verovert? Ben je een schurk als je de mythe van een vrouw ontkracht, verkracht? Ben ik een schurk? Natuurlijk niet, bedacht ik opeens. Ik heb zojuist een van de mooiste vrouwen gezien van mijn leven, en het is normaal dat je daarvan onder de indruk bent. Daarop rechtte ik mijn rug en voelde ik een spoortje koud zweet mijn rug afglijden. Mijn benen begonnen opgezweept door deze gedachten harder te lopen, waardoor ik alsnog exact om vijf uur aanbelde. Voordat de deur openging, rook ik maar aan mijn overhemd. Het rook zoals verwacht naar zweet. Maar nog niet heel ernstig, want de geur van mijn aftershave vocht om zijn plek niet zonder slag of stoot op te geven. Ik voelde me gered, maar ik kon niet weten dat het niet mocht baten.
Michael Deng deed, zoals het verwacht wordt van een gastheer, zelf open en omhelsde me hartelijk. Na de gebruikelijke beleefdheden werd ik binnengelaten, en ontving ik een rondleiding door zijn nieuwe paleis. Eenmaal terug in de woonkamer, bood ik hem de fles aan. Volkomen verrast, althans zo deed hij het overkomen, begon hij een relaas over de kwaliteit van Jameson. Ik hoorde amper wat hij zei. Mijn hoofd startte de film van een aantal minuten geleden, precies opgestart bij de aanblik van het lichaam van de mythische vrouw in de tram. Het kostte me de grootste moeite om tegelijkertijd een nieuwe erectie te onderdrukken.
Op de gang hoorde ik plots een wc doorgetrokken worden.
‘Ik ga deze fles even opbergen,’ zei Michael Deng blij als een kind. De schittering in zijn ogen verraadde dat hij zich inderdaad zo voelde. Als een kind die zojuist de piratenschat had gevonden.
De deur ging langzaam open, en alles werd vanaf dat moment een roes. Ik wist niet dat er iemand op de wc was. Dat daar überhaupt een wc was. En vooral, wie er op de wc zat. Want het bleek niemand minder te zijn dan de mythische vrouw uit de tram. Toen ze me in het oog kreeg, bleef ze even staan. Blozend. Glimlachend, en keek van mij naar de laminaatvloer en weer terug. Wederom begon ik te zweten en verloor mijn aftershave het van de zweetgeur. Blijf kalm, probeerde ik mezelf wijs te maken. Die penetrante geur van angstzweet boorde zich in mijn neus. Ik werd erdoor verdoofd, en hoorde amper iets. Ze kwam op me afgelopen en haalde ondertussen haar rode haarlok weer te voorschijn. Ik moest eruit hebben gezien alsof er een douchekop op me stond, en in plaats van water zweet op me spoot. Mijn overhemd plakte aan elk deel van mijn torso en armen. Het laatste wat ik nog bewust meekreeg, was dat ze haar hand uitstak als eerste kennismaking.
‘Ik ben Lana, aangenaam,’ zei ze met een heldere, zwoele stem – zou ze misschien roken? – die mijn rits onder grote druk plaatste door het kloppende natuurgeweld dat er achter schuilging.
‘Ik moet even naar de wc,’ antwoordde ik.
Ik stoof haar voorbij, en deed de gangdeur achter mij dicht. Op de wc ging ik op de wc-pot zitten en begon zwaar te hyperventileren. Wat was er met me aan de hand? Het is een mooie vrouw, meer niet. Ze is geen eng monster, integendeel. Waarom kan ik het niet aan zelfs de meest simpele handeling voor een mens, die van groeten, volbrengen? Daarop begon ik nog meer te zweten, en ging bijna van mijn stokje. De geur die zich door mijn huid een weg naar buiten baande, deed me bijna overgeven. Ik moest naar buiten, en snel ook. Frisse lucht. Ik sprong met laatste krachten op van de wc-pot, opende de deur en liep richting de buitendeur. De deur vloog open, wat bijna resulteerde in een gebroken deurruit. Als een angsthaas vluchtte ik het huis uit, met de staart tussen de benen en op hete kolen. In een roes rende ik de straat uit, om pas een straat verder stil te staan en een taxi te bellen. Ik wilde naar huis, mezelf bezatten en dit voorval – deze dag – vergeten. Verdingen. Verdrinken. Ze stond zelfs bij thuiskomst op mijn netvlies. Ik sloot mijn ogen, maar ook daar zag ik Lana. Ik zag haar zelfs zo goed voor me, dat ik in mijn fantasie de deukjes in haar volle lippen kon tellen. Aanraken. Proeven. Met mijn vingertoppen beroeren. Maar met de ogen open bleek zij er niet te zijn, behalve als schim die door de realiteit die ik voor me zie verschijnt. Moe van het rennen, de hartkloppingen bij haar verschijning en het zweet dat mijn lichaam in vuur en vlam zette en tegelijkertijd als een ijspegel liet aanvoelen, bereik ik mijn bed. Waarop ik neerplof als een stervend dier, afgeschoten wild. Even dringt wederom die penetrante zweetlucht mijn neus binnen, en is dat het laatste wat ik me herinner.

Ik werd twee dagen later – vraag me niet waarom – pas wakker door een knallende koppijn. Zo veel achter elkaar slapen is ook niet goed. Om maar te zwijgen van het voedsel en drinken dat je dan mist. Maar vrijwel nadat ik met moeite opgestaan ben, zag ik haar – Lana – weer voor me. In al haar mystieke schoonheid. En dan heb ik haar nog niet eens naakt gezien. Meteen begon ik weer te zweten en drong de geur ervan tot me door. Ik besefte toen pas dat de geur van dat zweet, angstzweet wel te verstaan, het begin en einde inluidde van mijn binding met Lana, de mythische schoonheid. Ik kon haar niet loslaten en wilde tegelijkertijd niets met haar te maken hebben omwille van haar mythe, om die in stand te houden. En dat ging zo weken door, tot nu. Ik eet amper, slaap dan weer veel, dan weer weinig en zuip me te pletter. Maar de geur van zweet, angstzweet, bleef zelfs na vele douches aan me plakken. Alsof het een merkteken is dat ik gefaald heb in de verovering, gefaald als mens in verhouding tot een ander mens. Dat het falen van mij onlosmakelijk blijft verbonden met haar. Een vloek, dat is ze. Een vloek, maar ook een godsgeschenk. Ik begin bijna gek te worden. Van het denken aan haar, verlangen naar Lana. Smachten naar haar mythe en haar vlees, maar ook afkerig zijn tegelijkertijd. Ik besef me dat ik het al die tijd al had geweten. De geur van het falen is angstzweet. Als het je overkomt, heb je zo goed als gefaald.

M.S.

De geur van falen[1]

De geur van het falen, of althans dreigen te falen, is zweet. Vies, sterk ruikend zweet. Angstzweet. En dan niet alleen onder de oksels. Nee, dan breekt het angstweet meteen aan allee kanten uit. Behalve op je voorhoofd, dat dan weer wel. Maar de rest van je lichaam heeft de kenmerkende geur van het heetst van de strijd. Zo’n penetrante geur, die je niet snel vergeet. Als een kater blijft hangen.

Met sommige vrouwen is dat niet anders. Ik plaats ze dan ook onder het kopje ‘mythische vrouwen’. Maar dat moet ik misschien aan je uitleggen. Mythische vrouwen, zoals eerder benoemd, kunnen in één oogopslag je blik voor altijd vangen. Zodat je geen kan meer op kan. Zodat wanneer je hen ziet, je adem voor een moment wordt gesmoord. Je compleet opgaat in hun verschijning. Dat hun verschijning dagen, zelfs weken, maanden later nog op je netvlies staat. Je kunt niet eten, drinken of slapen zonder aan haar te denken. Voor je te zien. Dat je een wandeling gaat maken om wat frisse lucht op te snuiven, om te vergeten. Afleiding te hebben. Maar het helpt niets. Je bent verslaafd, zonder de verslaving ooit te zijn begonnen. Of wel, maar je weet het niet meer.
Lana is zo’n mythische vrouw. Zij is degene die op dit moment door mijn hoofd spookt, die ik zoek in de ruit van de bakker. Waar ik eigenlijk naar vraag als ik in de supermarkt de koffie niet kan vinden. Als je me hoort vragen waar de koffie zich bevindt, bedoel ik eigenlijk of mijn droomvrouw hier is geweest. Toevallig. Als ik dan een beschrijving ontvang waar de koffie staat omdat deze verplaatst is, ben ik meer dan teleurgesteld wanneer mijn hand een pak gemalen filterkoffie omklemt. Dat het niet haar wespentaille is, of haar slanke bovenarm waar speels hier en daar een moedervlek opdoemt. Of mijn duim, die zich een weg baant van haar mondhoek naar haar oor. Dat deze lichte aanraking mij al een erectie bezorgt. Zoals ik inmiddels al menig keer in de supermarkt heb gestaan, met de ogen gesloten en een pak gemalen filterkoffie in mijn hand. Om dan uit deze gekmakende fantasie te worden gewekt door een vakkenvuller. Sindsdien heb ik een bloedhekel aan vakkenvullers die zich ergens mee bemoeien. Rot op. Als ik hulp nodig heb, dan roep ik je wel.

Maar Lana dus. Ik zag haar voor het eerst in de tram, onderweg naar de binnenstad, om even een goede fles whisky te scoren. Een goede vriend van mij, Michael Deng mocht het je interesseren, had een nieuwe woning gevonden net buiten het centrum. Mijn plan was om onderweg naar zijn huis een fles drank op te pikken. Om daarna in het bezit van een goedsmakend cadeau zijn housewarming te betreden. Wellicht om de fles whisky diezelfde avond op te drinken, maar dat moest ik nog maar zien.
Ik bevond mij in tram 4, om bij Eendrachtsplein uit te stappen en op de Oude Binnenweg een slijterij te bezoeken. Omdat het voorste deel van de tram er nogal vol uitzag, ben ik achterin gaan zitten. Veel keus was er immers niet. Twee haltes voordat ik uit moest stappen, stopte de tram. Mensen stapten uit, mensen stapten in. We wilden net wegrijden toen Lana opeens de tram langs rende, en naar de chauffeur gebaarde om te stoppen. Waarop de tram abrupt weer tot stilstand kwam en Lana instapte. Ik kon haar niet goed zien, maar wat ik wel zag beviel mij uitermate goed. Waar kom jij vandaan, vroeg ik mij af. Terwijl ze het trapje op liep en langs de conducteur naar de enige plek die nog vrij was, haalde ze een hand door haar lange, golvende donkere haar. Toen zag ik die rode haarlok, die felrode haarlok aan de rechterkant van haar hoofd, voor het eerst. Er ging een rilling over mijn rug, die halverwege mijn rug de voorkant van mijn torso ook omklemde en verder afgleed naar beneden. Om te eindigen bij mijn ballen, die als walnoten in een notenkraker werden vastgeklemd. Vlak voordat ze ging zitten, zag ik meer van haar. Een witte, als het ware satijnen tuniek, die getailleerd was. Aan de randen van de mouwen en de onderkant van dit jurkje zat een marineblauwe streep. Haar linkerschouder was ontbloot, en haar goedgevormde, geproportioneerde borsten en billen balden fier door de kleding heen. Ze keek heel vluchtig doch lang genoeg om mij op te merken. Onze blikken kruisten elkaar, waardoor zij moest blozen en glimlachte ontwapenend. Mijn mannelijkheid reageerde onmiddellijk, alsof zij niet in mijn ogen had gekeken maar naar mijn kruis, en wierp zich meteen op als steigerende dekhengst eersteklas. Ik was verkocht, en verloren tegelijk.
Twee haltes later stapte ik uit, en liep langs de tram richting de Oude Binnenweg. Toen ik haar gepasseerd was, voelde ik haar blik op mijn rug branden. Hoewel ik verschrikt verder wilde lopen, stopte mijn lichaam abrupt. Het zweet brak me aan alle kanten uit, maar voordat ik het wist had ik me omgedraaid en stond ik oog in oog met haar. Weer gaf ze me die ontwapenende glimlach, waardoor ik overmand werd door gêne, geilheid, euforie en diepe schaamte. Schaamte, omdat ik merkte dat ik zo hard zweette dat het niet anders kon dat ik steeds groter wordende zweetplekken onder mijn oksels en op mijn borstkas opliep. Zij bloosde, ik steigerde en werd in diepe verlegenheid gebracht. Mijn god, ik durfde niet te kijken en toch deed ik het. Zelfs toen de tram weer begon te rijden. Zij keek mij na, ik haar. Wat wilde ik haar graag hebben. Liefhebben. Binnendringen. Beminnen en aanbidden. Maar vooral binnendringen, want elk zwaard moet worden opgeborgen in een schede. En de uitnodiging was gegeven. Maar wie ze was, wist ik niet. Of waar ze naartoe ging. Wat ze ging doen. Wat zou er in haar tas zitten? Welke geheimen, fantasieën gaan er schuil achter die lichtbruine kijkers? En waar kan ik me douchen? Ik voel me vies. Kiplekker vies.

[Wordt vervolgd]

maandag 5 juli 2010

Balen

Als schrijver zou je continu bezig moeten zijn met het schrijven van iets, het bedenken van iets of het voordragen van iets. En als het dan eenmaal af is, wil je weten wat anderen ervan vinden, althans ik wel in ieder geval. Daarom doe je een poging om het te kopiëren en te plakken vanuit het Word-bestand naar, zoals hier het geval is, een blog.

Helaas werkt het medium waar je het geschrevene op wilt plaatsen, om te laten lezen aan iemand, niet mee. En dus ben je genoodzaakt om je overvolle mailbox maar eens te bekijken en te schrikken van de hoeveelheid ongeopende mails. En dat is op het moment suprème gewoon balen. Geen idee of dat een bijgevolg is van het pogen een schrijver te zijn of te worden, maar leuk is het in ieder geval niet. Het was leuker geweest als ik het verhaal dat ik zojuist voltooid heb in de wereld kon gooien, om vervolgens zouteloze kritiek te ontvangen van hoe slecht het wel niet is. Of een lofzang, hoe goed dit is. Het maakt me in beide gevallen weinig uit. Ik blijf toch wel schrijven, want ik heb inmiddels alle ruimte om dat te doen. To write or not to write is allang geen optie meer. Mocht je het verhaal 'De geur van falen' willen hebben: de schrijver van tegenwoordig heeft opslagruimte en een emailadres!

M.S.